Een hoogst merkwaardig domineesgeslacht
Meerdere knipogen zouden te vullen zijn met curiosa over het predikantengeslacht Leenmans. Maar schrijven is schrappen, zei Bomans.
De eerste pastor, Hendrik Arie (1822-1910), diende drie afgescheiden gemeenten. In Leiden ging hij, na veel perikelen, over naar de Hervormde Kerk, omdat „zijn beschouwing over de Afscheiding was veranderd.” Hij diende nog acht hervormde gemeenten, als laatste die van Oosterwijk bij Leerdam (1891).
Twee zonen traden in zijn sporen: Hendrik Arie (1844-1937), die 41 jaar predikant was in Harlingen (1887-1928) en landelijke bekendheid kreeg als president van de algemene synode, en Casimir Johannes, (1857-1935) die de ‘vader’ zou worden van Alle den Volcke, het orgaan van de GZB.
En dan komen we dichter bij huis. Opnieuw een Herman Arie, de zoon van laatstgenoemde Casimir Johannes, ooit predikant in een merkwaardige reeks van gemeenten: Schoonebeek (1914), Oudemirdum (1916), Bodegraven (1920), Delft (1924), Ede (1935), IJsselmuiden (1946), Houten (1948) en Bleskensgraaf (1949).
Na deze dorre opsomming keer ik terug naar Harlingen. Ik behoef geen boek te schrijven over de Harlingse Leenmans. De verwikkelingen rondom diens collega Barger, die een moord beging –een ”crime passionel”– zijn recent uitvoering beschreven in het boek ”De blikken dominee” van Simon Vuyk (Friese Pers Boekerij). In de verhouding rechtzinnig-vrijzinnig stond Leenmans als rechtzinnig te boek, „een fenomeen op de preekstoel.” Zijn zoon echter –ook weer een H. A.– geloofde niet in God, noemde zijn vader „een publieke despoot”, vulde de inktpotten met urine als hij op school voor straf na moest blijven en produceerde onoorbare geluiden tijdens het gebed op catechisatie. Hij werd verbannen naar Kampen, waar hij „feestte en beestte.” Nee, de kansel heeft hij niet gehaald. Hoewel: toen hij medicijnen wilde gaan studeren, prefereerde vader de studie theologie (sic!), want die was voor domineeskinderen kosteloos. Maar dominees noemde zoonlief „oplichters, huilebalken en schijtlaarzen.” Hij werd leraar geschiedenis.
Leenmans liet een vermaarde kleindochter na: Margaritha Leenmans, alias M. Vasalis (Latijn voor Leenmans). Op (waarschijnlijk) opa Leenmans dichtte ze: „de grove, krom-gesnavelde, rondogige die met zijn zwarte vleugels schaduw schiep (…) hij vervult mij van een diep verdriet – en schaamte van een eens-gelovige.”
En dan nu naar de laatste ds. H. A. Leenmans, zoon van Casimir Johannes en schoonvader van ds. H. G. Abma. Die kwam graag bij de Harlingse oom. Uit reactie liep hij niet het pad der orthodoxe vaderen. Zijn eerste gemeente was het vrijzinnige Schoonebeek. Oom Hendrik schonk hem op een bepaald moment het boek ”De viervoudige staat” van de puriteinse theoloog Thomas Boston, met daarbij de vermaning verre te blijven van zulk „een kwezel.” De familieannalen vermelden: „het werd me tot eeuwige zegen.”
En zo ging hij zijn bevindelijke gang in de gemeenten, te beginnen in Oudemirdum. Zonder aanzien des persoons overigens. In Ede stond hij vierkant achter de bouw van de Nieuwe Kerk. Het kostte hem op één ouderling na, zijn hele kerkenraad. Maar je bent Fries of je bent het niet.
Ds. H. G. Abma vertrouwde me ooit toe dat sommige leraren langs een omweg op het rechte pad komen. Er is nu nog één ds. H. A.: Henk Abma namelijk. Ver weg, woont in Frankrijk.