GBS houdt voor 46e maal jaarlijkse toogdag
BARNEVELD – De Heere brengt Zelf Zijn Kerk toe, langs de orde die Hem behaagt, de orde des heils. „Dat geeft verbondenheid aan elkaar. Dan zingt het in de ziel: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen.”
Ds. P. Blok opende zaterdag de jaarlijkse toogdag in Barneveld van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) met een overdenking van Jeremia 31. „Het is een wonderlijk gezelschap dat vergaderd zal worden van de zijden der aarde”, zei de voorzitter van de GBS. „Onder hen zullen zijn blinden en lammen, zwangeren en barenden. Maar ze zúllen komen. Nee, het is geen gewillig volk, maar ze worden gewillig gemaakt. Ze zullen komen met geween, want de mens wordt wel ontdekt aan de ontzaglijke breuk tussen God en onze ziel. Dat geeft schande, veroordeling, boete en berouw, maar ze zullen komen. Met smeking zal de Heere hen voeren. Dan leert de mens eigen rechteloosheid inleven en eigen verlorenheid beleven. Toen er geen weg meer was, werd er een weg geopenbaard.”
Ds. A. Vlietstra, hersteld hervormd predikant te Katwijk aan Zee, sprak over Handelingen 8, de geschiedenis van de moorman. „Hier is er ook zo een die vanuit Gods voorzienig beleid getrokken wordt met smeking en geween. Op zijn terugweg vanuit Jeruzalem zit de moorman te lezen in de boekrol. Die lag niet zomaar open bij Jesaja 53, die had de Heere voor hem opengelegd. Deze boekrol was gegeven stof.
Als Filippus bij de moorman op de wagen klimt, zegt hij niet: Wat zit u nu te lezen in zo’n verouderde Bijbel, zou u niet eens een nieuwe Bijbel kopen? We hebben geen nieuwe Bijbel nodig, maar een nieuw hart, om vanuit een vernieuwd hart het Woord van de levende God te leren verstaan.”
Ds. Vlietstra riep ouders ertoe op om jongeren de Bijbel te leren lezen. „Ga eens naast hen zitten, om te vragen of ze verstaan wat ze lezen. Filippus mocht verklaren wie de Man van smarten was. Zo mocht de moorman van Candacé uit vrije genade de Koning gaan zien in Zijn schoonheid.”
De gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom vormde de stof voor de overdenking van ds. J. A. Weststrate, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland te Terneuzen. „In de wijngaard is een vijgenboom geplant. Er is veel zorg aan besteed, opdat die boom vrucht zou voortbrengen. Het gaat om die ene boom, om die ene Israëliet. In deze gelijkenis gaat het over u, over jou, want het is zo’n persoonlijke zaak. Er is al zo veel werk aan u besteed. Hoe zou het zijn als Hij ons vandaag komt onderzoeken? Vindt de grote Landman dan vrucht aan onze boom? Of vindt Hij slechts bladeren van eigengerechtigheid, alleen dode orthodoxie? De Wijngaardenier zoekt alleen vrucht die Hijzelf heeft aangebracht, wij kunnen niet anders dan stinkende vruchten voortbrengen.”
Ds. B. J. van Boven, predikant van de gereformeerde gemeente te De Valk-Wekerom, sprak ’s middags over 2 Koningen 2:20. De mannen van Jericho komen bij Elisa. Ze klagen hem hun nood: het water is kwaad en het land onvruchtbaar. Elisa vraagt om een nieuwe schaal, laat er zout in doen, werpt dat in de bron en zegt: „Zo zegt de Heere: Ik heb dit water gezond gemaakt.”
Welke les moeten we hieruit leren, vroeg ds. Van Boven. „Onze waterwel deugt niet. Er zijn verdorven bronnen, in ons huis, in onze gezinnen. Het land is vol met verdorven bronnen. Zouden zulke bronnen ooit nog genezen kunnen worden? Er moet er Eén komen, meerder dan Elisa, om de schuld en de zonde van Zijn Kerk op Zich te nemen, om een pad te banen met bloed, om aan het Goddelijk recht te gaan voldoen.”
De satan zet alles op alles om het zout smakeloos te maken. „Maar zout moet wel zout blijven. Wij hebben dus te waken voor de zuiverheid van het zout, voor de zuiverheid van het Woord.”
Ds. A. van Heteren, christelijk gereformeerd predikant te Urk, sprak over Psalm 73. Asaf ziet dat alles op aarde een einde neemt. „Hij had het er moeilijk mee dat de goddelozen vrede hebben, terwijl in zijn leven de verdrukking er iedere morgen was. Totdat hij op hun einde lette. Dan mag hij zeggen: „Gij hebt mijn rechterhand gevat.” De trouwe Verbondsjehova laat nooit varen het werk van Zijn handen. Het is een onbegrijpelijk wonder als de mens van de brede weg wordt gebracht op de smalle weg. Het is een nog groter wonder als de Heere zo’n zondaar niet begeeft en niet verlaat. Die les moet geleerd worden op de leerschool van vrije genade. Asaf kan zijn eigen leven niet uitstippelen, dat loopt altijd verkeerd af. Daarom roept hij uit: „Gij hebt mijn rechterhand gevat.”