Dominee Daan
Niemand in de gereformeerde gemeente te Rotterdam-Centrum bedoelde het rond 1920 en later oneerbiedig om ds. D. Chr. Overduin als „dominee Daan” aan te duiden. Geen gebrek aan ontzag, maar louter ter onderscheiding van zijn broer en opvolger ds. Jan. Een predikantenfamilie, met ds. Jac. Overduin als vader en broer Tinus, ook een dienaar des Woords. En het nageslacht telde nog meer Overduinen die profetenmantels droegen.
Over dominee Daan doen nog steeds verhalen de ronde. Het belangrijkste getuigenis over hem is de geestelijke zegen die op zijn prediking viel. Geoefende kinderen des Heeren spraken met diepe achting over deze Godsgezant. Daarnaast beschikte hij over een aantal bijzondere karaktereigenschappen. Hij was markant, liet zich niet sturen, was eigenzinnig soms, maar ook weer spontaan, pastoraal bewogen. Iemand van recht door zee. Geen golf te hoog.
Hij werd geboren in 1875, begon in 1904 te oefenen in Kampen, waar hij een jaar later predikant werd. Diende vijf kerkverbanden en tien gemeenten. Driemaal verbond hij zich aan een plaats waar hij eerder stond. Kerkmuren en kerkverbanden… hij keek eroverheen. Preekte in de eerste tijd van zijn ambtelijke bediening overal waar men hem vroeg. Doopte zelfs over kerkmuren heen. Institueerde de vrije gemeente Gouda. „Predik het Evangelie aan alle creaturen”, verweerde hij zich eens op een vergadering. Daarop reageerde preses ds. J. R. van Oordt met de opmerking dat hij dan net zo goed marktpredikant kon worden…
Gouda bewaart goede herinneringen aan dominee Daan. Hoewel hij toen in Amsterdam stond, catechiseerde hij er wekelijks. Het ging hem niet om de wol, maar om de schapen. Het gezin had het niet breed. Gouda collecteerde en verraste hem op zijn verjaardag met een nieuw zwart pak. Er bleef nog wat geld over; dat werd omgezet in een Bijbeltje en een buil pijptabak. Belijdeniscatechisanten schonken een klok. Passender cadeau was er niet; de huiskamerklok had het begeven en er was geen geld voor een nieuwe.
Onbaatzuchtig, ook dat was hij. Ridderkerk beriep hem met twaalf vrije zondagen per jaar. De dominee halveerde dit… Opmerkelijke zaken maakte hij daar mee. Vrouw De Ruiter, een vrouw van 54 jaar, meende te oud te zijn om bekeerd te worden. Dat zei ze tegen haar dochter, die reageerde: Wat zijn 54 jaren nu bij de Heere, waar één dag is als duizend jaren? Die vrouw was hervormd, haar dochter kerkte bij ds. Overduin. „Kom eens bij ons luisteren, wij hebben een nieuwe dominee”, werd haar gezegd. Ze ging.
Ds. Overduin begon zijn voorafspraak als volgt: „Ik heb een opdracht van mijn Zender, voor wie het is, weet ik niet. Als er een mens in ons midden is die denkt dat hij of zij te oud is om bekeerd te worden, dan moet ik van mijn Zender zeggen dat één dag bij de Heere is als duizend jaren en duizend jaren als één dag, wat zouden die paar jaar van u dan wel niet zijn?” Die woorden werden aan haar hart geheiligd als een van de vele vruchten op zijn prediking.