Horloge-industrie stempelt Zwitserse steden La Chaux-de-Fonds en Le Locle
Wat kip is voor Barneveld en vis voor Urk, dat is een horloge voor La Chaux-de-Fonds en Le Locle. Dat zijn Zwitserse steden in de regio Jura, aan de Franse grens. Veel inwoners verdienen hun brood met de uurwerkproductie.
Ingespannen tuurt ze naar een minuscuul onderdeeltje vlak voor haar neus. Naast haar ligt klein gereedschap, boven haar schijnt kunstlicht, voor haar is het brede raam. De van buiten zichtbare priegelarbeid van deze vrouw, hier bij horlogebedrijf Girard-Perregaux, is voor de inwoners van La Chaux-de-Fonds een bekend beeld.
Het is al uurwerk wat de klok slaat. Het gros van de bevolking van zo’n 40.000 mensen verdient de kost in de uurwerkindustrie. De steden La Chaux-de-Fonds en ook het nabijgelegen Le Locle zijn onderdeel van de zogeheten Watch Valley (Horlogevallei). In die grensstreek, van Genève in het zuidwesten tot Basel in het noordwesten van Zwitserland, ligt de bakermat van de Zwitserse horloge-industrie.
Het huidige La Chaux-de-Fonds is een relatief jonge stad. Na een verwoestende brand in 1794, waarbij tientallen huizen in vlammen opgingen en 170 families werden getroffen, wilden de autoriteiten de stad een nieuw, modern karakter geven. Gebaseerd op principes als „vrijheid en gerechtigheid”, zegt gids Claudine Bühler, terwijl ze hoog boven de stad over de langgerekte straten wijst. „Er is geen echt stadscentrum. Men wilde geen sociale hiërarchie. Van bovenaf gezien ziet de stad er een beetje uit als een schaakbord. Huis, tuin, straat. Huis, tuin, straat. In de ruime tuinen moesten zowel de bazen als de arbeiders kunnen vertoeven”,
Even later wijst ze in een pand in de stad op landschapsschilderingen op de muur. „Zulke mooie gebouwen waren voor de arbeiders. Die hadden hier een goed leven en veel ruimte. Hun bazen deden ook het gewone handwerk en woonden in de buurt van de arbeiders. Al is het wel zo dat die bazen vanaf ongeveer 1920 hun eigen villa’s bouwden. Ze volgden dan het voorbeeld van collega’s uit bijvoorbeeld Amerika. Dat komt dan weer wat minder overeen met het idee van socialisme en gelijkheid voor iedereen. Maar nu nog zie je dat die villa’s in de stad naast de fabrieken staan.”
Tijdens een autorit door de Zwitserse stad wijst gids Claudine Bühler naar de hoge ramen in de gebouwen. Uurwerkateliers met grote ramen schoten als paddenstoelen uit de grond. Pal achter die ramen bevinden zich de werkbanken van de horlogemakers. Die priegelen en peuteren op de vierkante millimeter. „Veel lichtinval is voor de horloge-industrie belangrijk. De werkruimte zelf hoeft niet heel groot te zijn. De mensen werken met kleine onderdelen.”
Voor (boeren)arbeiders die in de Jura in de lange winters weinig omhanden hadden, was een extra centje in de horlogemakerij pure noodzaak. Gaandeweg ontwikkelde zich in de Zwitserse grensstreek een bloeiende industrietak. De uurwerken gaan en gingen de hele wereld over.
In het begin van de twintigste eeuw komt de helft van de horloges wereldwijd uit La Chaux-de-Fonds. ‘Horlogeland’ Zwitserland is dan goed voor 90 procent van de horlogeproductie in de wereld.
Vervolgde hugenoten, die in vroeger tijden in het berggebied van de Jura een veilig heenkomen zochten, droegen bij aan de uurwerkindustrie in de regio. De vaardigheden van de vaklui deden de horlogemakerij floreren.
Aan het eind van de negentiende eeuw haalde La Chaux-de-Fonds vakbekwame Joden binnen de poorten. „Zij vielen op door hun handelsgeest en kloekheid”, zegt Bühler. Ondernemers in de naburige Zwitserse horlogestad Le Locle zagen de Joden liever gaan. „Dat had te maken met antisemitisme en angst voor concurrentie.”
Nog altijd verdienen veel inwoners in de Jura hun brood met de horlogemakerij, maar het is niet allemaal goud wat er blinkt. Toen in de jaren zeventig van de vorige eeuw de kwartshorloges hun intree deden, betekende dat een forse bedreiging voor de mechanische uurwerken.
De economische crisis trekt zeker ook in La Chaux-de-Fonds diepe sporen. In magere jaren stellen mensen de aankoop van een horloge uit. Halverwege 2010 was het aantal inwoners van de Zwitserse horlogestad teruggelopen van zo’n 43.000 naar 37.000. „Als er geen werk in de stad is, gaan mensen elders op zoek.”
Duizenden vernuftige eeuwenoude uurwerken zijn te bewonderen in het Musée International D’horlogerie (Internationaal Uurwerkenmuseum) in La Chaux-de-Fonds, in 1978 uitgeroepen tot beste museum van Europa. In ronde glazen bollen liggen tal van pronkstukken. Al dan niet voorzien van de mogelijkheid om (vogel)geluiden te produceren. Of bewerkt met (spirituele) schilderingen. Een van de uurwerken is bijvoorbeeld voorzien van een skelet met een zeis. „Ieder uur verder is een uur minder van je leven.”
Bühler wijst op een tafelklok uit de 15e eeuw. „Die klokken waren alleen voor de rijken weggelegd.” In later tijden werden de uurwerken lichter. „Men kon ze in de zak doen.”
De gids wijst op een beschilderde fabel op een van de pronkstukken in het museum. Het gaat om een fabel van Jean de la Fontaine over de vos en de vogel. Beide dieren presenteren hun voedsel zo dat ze alleen zelf ervan kunnen eten. Zo doet de vogel zijn eten in een smalle fles, waardoor de vos buitenspel staat. „De strekking is dat beide dieren eigenlijk egoïstisch zijn.”
Menig uurwerk heeft een hoog Willie Wortelgehalte. De gids attendeert op een historisch horloge „voor de rijken van toen.” Een ingebouwd ‘nageltje’ in het uurwerk alarmeerde de drager op gezette tijden. „Dat nageltje prikte dan in je arm.”
Vermaard in de horlogemakerswereld is Pierre Jaquet-Droz (1721-1790) uit La Chaux-de-Fonds, geprezen om zijn vernuftige mechanische creaties. Hij maakte onder meer muziekklokken. „Denk aan het jukeboxidee, waarbij je je eigen muziek kunt bepalen.” Drie mechanische poppen van Jaquet-Droz staan tentoongesteld in een museum in het nabijgelegen Neuchâtel. Een andere man van statuur is Georges-Frédéric Roskopf (1813-1889). Hij produceerde horloges die betaalbaar waren voor de gewone man.
www.myswitzerland.com (tel. 0080010020030, gratis, Nederlandstalig); www.juraregion.ch
„Horlogemaker heeft heel goede ogen en vingers nodig”
„Voor het maken van horloges heb je heel goede ogen en vingers nodig.” Bewondering klinkt door in de stem van Michel Sandoz, gids in het statige, in een landhuis gevestigde Horlogemakersmuseum in Le Locle, ook een horlogestad in de Zwitserse regio Jura. Sandoz wijst op een minuscuul radarwerkje van amper een millimeter groot. Hiervoor moet een brok specialistisch priegelwerk zijn verricht.
Het museum in Le Locle, dat jaarlijks zo’n 12.000 bezoekers trekt, biedt onder meer een keur aan chronometers, zeer nauwkeurige uurwerken. Voor onder meer zeelieden is de verfijnde apparatuur van levensbelang, vertelt Sandoz tijdens een rondleiding langs de vitrines met uurwerken. „Vroeger maakten bijvoorbeeld de Engelsen en de Fransen gebruik van chronometers om de heerschappij over de oceanen te verkrijgen.”
Sommige eeuwenoude uurwerken bieden niet alleen de tijd, maar ook informatie over de maand, de dag, de maan- en waterstanden.
Trots is het museum op juweeltjes van mechanische handarbeid. De gids wijst op een handspiegeltje met daarin verwerkt een beweegbare kunstbloem. „Als een bloem opengaat, komt er een vogeltje uit. Uniek in de wereld. Een sultan van Turkije is mogelijk eigenaar geweest.”
Er is ook Hollandse glorie in de Zwitserse horlogestad. Gids Sandoz posteert zich naast een flinke klok uit het eind van de zeventiende eeuw. „Die is gemaakt door een monnik uit Holland. De klok ziet er nogal ruw uit, hij was denk ik vooral bedoeld voor praktisch gebruik. Als bijvoorbeeld de mis of een vesper begon, moesten er bellen gaan rinkelen.”