Tijd voor Europese leiders begint te dringen
APELDOORN – De tijd begint te dringen. De signalen dat we op het randje van een zware financiële en economische crisis balanceren, nemen toe. Van de Europese leiders wordt meer dan ooit daadkracht gevraagd.
De situatie toont veel gelijkenis met die van drie jaar terug. Toen stak de ondergang van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers de lont in het kruitvat. Overheden en monetaire bestuurders haalden alles uit de kast om andere banken overeind te houden en een ineenstorting van het mondiale geldsysteem te vermijden. Vervolgens sloeg de brand over naar de reële economie en rolde de recessie over ons heen.
Het pakket waartoe de regeringsaanvoerders besloten op de eurotop van 21 juli blijkt ontoereikend om het tij te keren. Het voorziet in extra bevoegdheden voor het noodfonds, de EFSF, met de mogelijkheid om banken kapitaalsteun te bieden en staatsobligaties op te kopen. De beoogde aanpak brengt echter geen rust, de spanningen lopen verder op. De maatregelen zijn trouwens nog niet eens door alle nationale parlementen goedgekeurd.
In het voorbije weekend waren alle hoofdrolspelers uit het financiële circuit bijeen in Washington voor de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het leverde geen doorbraak op. Wel werd duidelijk dat Europa onder groeiende druk staat van buitenaf om handelend op te treden.
Met name de Verenigde Staten bemoeien zich steeds nadrukkelijker met de problemen aan de overzijde van de oceaan. Twee weken geleden woonde minister van Financiën Geithner al een overleg bij van zijn Europese ambtgenoten. In Washington maande hij hen nog eens met klem tot spoed en waarschuwde hij zelfs voor een run op banken, waarbij mensen massaal hun tegoeden opvragen.
Er wachten binnenkort belangrijke vergaderingen. Half oktober is er in Brussel een EU-top. Dan zullen de leiders knopen moeten doorhakken: hoe willen zij verder? In de voorbereidende fase wordt achter de schermen ongetwijfeld koortsachtig gesleuteld aan allerlei opties, met pogingen daarover consensus te bereiken en het heersende beeld van politieke machteloosheid te doorbreken.
Griekenland lijkt niet te redden zonder op enig moment een afwaardering van de uitstaande staatsleningen. De officiële beleidslijn van Europa is nog steeds dat zo’n faillissement valt te vermijden, maar weinigen geloven dat alleen bezuinigen en privatiseren, met tegelijk een enorme krimp van de economie, een uitweg verschaft.
Als het tot een herstructurering van de schuld komt, dient er voldoende financiële ruimte beschikbaar te zijn om twee ontwikkelingen af te wenden. Eén: dat banken onderuitgaan en twee: dat door besmetting via de markten Italië en Spanje eveneens niet langer hun betalingsverplichtingen kunnen nakomen.
In dat kader wordt gekeken naar een uitbreiding van het vorig jaar opgerichte noodfonds. Dat beschikt nu over een uitleencapaciteit van 750 miljard euro, op basis van garanties vanuit de EU en het IMF. De financiële wereld beoordeelt die omvang als te gering.
Een aanpassing ervan ligt echter politiek moeilijk. De sterke lidstaten kampen met aanzwellend euroscepticisme binnen hun grenzen. Burgers en parlementen voelen er weinig voor geld te blijven uittrekken voor de Grieken. Verder raakt bij verhoging van de gewaarborgde som de kredietwaardigheid van de betrokken landen mogelijk in het geding. Toch moet de vuurkracht, zoals de Amerikanen bepleiten, worden vergroot, tot misschien wel 2 biljoen (2000 miljard) euro.
Daarbij gaan de gedachten ernaar uit om van het EFSF een bank te maken. Zo’n onderneming trekt kapitaal aan en gebruikt dat om, anders dan een fonds, niet dat begrensde bedrag, maar een veelvoud ervan aan krediet te verstrekken, de zogenoemde hefboomwerking. Er zijn diverse varianten denkbaar in dit verband en wellicht krijgt ook de Europese Centrale Bank een rol. Een keuze is nog niet gemaakt. In elk geval worden naarmate de schuldencrisis voortwoekert, de constructies steeds ingewikkelder.