Kerk & religie

Tekst van rede paus in Erfurt

Paus Benedictus XVI had gisteren in Erfurt een ontmoeting met de leiding van de Evangelische Kerk in Duitsland (EKD), het grootste protestantse kerkgenootschap van het land waar hij op bezoek is. In de kapittelzaal van het Augustijnenklooster hield hij een opmerkelijke rede. De integrale tekst.

Kerkredactie
24 September 2011 09:49Gewijzigd op 14 November 2020 16:47
Paus Benedictus verlaat de kapel van het Augustijnerklooster in Erfurt, waar Luther (1483-1546) theologie studeerde en na zijn priesterwijding zijn eerste mis opdroeg. De paus hield er een rede waarin hij zijn waardering voor de leer van de reformator uit
Paus Benedictus verlaat de kapel van het Augustijnerklooster in Erfurt, waar Luther (1483-1546) theologie studeerde en na zijn priesterwijding zijn eerste mis opdroeg. De paus hield er een rede waarin hij zijn waardering voor de leer van de reformator uit

„Geliefde broeders en zusters,

Wanneer ik hier het woord neem, wil ik u allereerst bedanken voor deze gelegenheid om samen met u te vergaderen. Mijn bijzondere dank gaat uit naar preses Schneider (EKD-voorzitter - red.), die mij welkom geheten heeft en mij door zijn vriendelijke woorden in uw midden opgenomen heeft. Ik wil tegelijkertijd mijn erkentelijkheid uitspreken voor het bijzondere geschenk dat onze ontmoeting op deze historische plek kan plaatsvinden.

Het is voor mij als bisschop van Rome een ontroerend moment om hier in het oude Augustijnenklooster van Erfurt een ontmoeting met vertegenwoordigers van de EKD te hebben. Hier heeft Luther theologie gestudeerd. Hier is hij in 1507 tot priester gewijd. Tegen de wens van zijn vader in, heeft hij zijn rechtenstudie eraan gegeven, is theologie gaan studeren en heeft zich erop voorbereid priester te worden in de orde van de heilige Augustinus.

Het was hem niet om het even hoe deze voorbereiding verliep. Wat hem dreef, was de vraag naar God, de vraag die de diepe hartstocht en drijfveer van zijn leven en van zijn hele levensweg is geweest. „Hoe krijg ik een genadig God?” Deze vraag heeft hem in het hart getroffen en vormde de achtergrond van zijn hele theologische zoektocht en strijd. Theologie was voor hem geen academische aangelegenheid, maar de worsteling om zichzelf, wat op zijn beurt weer een worstelen om God en met God inhield.

„Hoe krijg ik een genadig God?” – Dat deze vraag de drijvende kracht op heel zijn levensweg was, treft mij altijd weer. Want wie maakt zich daar tegenwoordig eigenlijk nog druk om, ook onder christenen? Wat betekent de vraag naar God in ons leven? In onze verkondiging?

De meeste mensen, ook christenen, gaan er tegenwoordig immers van uit dat God Zich uiteindelijk niet druk maakt om onze zonden en onze deugden. Hij weet immers dat wij allen slechts vlees zijn. En voor zover wij tegenwoordig nog in een hiernamaals en een Godsgericht geloven, gaan we er toch bijna allemaal van uit dat God wel ruimhartig moet zijn en in het eindgericht barmhartig onze kleine fouten door de vingers zal zien.

Maar zijn ze eigenlijk wel zo klein, die fouten van ons? Wordt de wereld niet ontwricht door de corruptie van groten, maar ook van kleinen, die alleen maar aan eigen voordeel denken? Wordt ze niet ontwricht door de macht van de drugs, die het enerzijds moet hebben van het jagen naar leven en geld, en anderzijds van de zucht naar genot van hen die aan haar verslaafd zijn? Wordt de wereld niet bedreigd door de toenemende bereidheid om geweld te gebruiken, niet zelden onder de dekmantel van godsdienst? Zouden honger en armoede hele delen van de wereld zo kunnen verwoesten wanneer in ons de liefde tot God en –uit Hem voortvloeiend– de liefde tot de naasten, Zijn schepselen, de mensen, levendiger was?

Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Nee, het boze is geen bagatel. Het zou zo’n macht niet kunnen hebben, als wij God werkelijk de centrale plaats in ons leven gaven. De vraag „In welke verhouding staat God tot mij, en in welke verhouding sta ik tot God” – die brandende vraag van Maarten Luther, moet opnieuw onze vraag worden, natuurlijk in een actuele vorm. Ik denk dat dit het eerste appel is dat ons bij de confrontatie met Maarten Luther in de oren moet klinken.

En laten we vooral niet vergeten: God, die ene God, de Schepper van hemel en aarde, is iets Anders dan een filosofische hypothese over de oorsprong van de kosmos. Deze God heeft een gezicht en Hij heeft tot ons gesproken. Hij is in de mens Jezus Christus een van ons geworden – tegelijkertijd waarachtig God en waarachtig mens.

Luthers denken, heel zijn spiritualiteit, was uitgesproken christocentrisch. „Wat tot Christus voert”, was voor Luther de beslissende hermeneutische maatstaf voor de uitleg van de Heilige Schrift. Dit veronderstelt echter, dat Christus het Middelpunt van onze spiritualiteit is en dat de liefde tot Hem, het met Hem leven, ons leven stempelt.

U zult misschien zeggen: Alles goed en wel, maar wat heeft dit te maken met onze oecumenische situatie? Is dit alles wellicht alleen maar een poging om de urgente problemen te omzeilen, de problemen die schreeuwen om praktische stappen ten goede, om concrete resultaten? Ik antwoord daarop: Wat allereerst nodig is voor de oecumene, is dat wij onder druk van de secularisatie niet bijna ongemerkt de grote gemeenschappelijk waarden kwijtraken die ons nu juist tot christenen maken en die wij als gave en opgave ontvangen hebben.

Het was de fout van het confessionele tijdperk dat wij overwegend zagen op wat ons scheidde en niet werkelijk hebben gezien wat wij gemeenschappelijk hebben in de grote waarheden uit de Heilige Schrift en de oudchristelijke belijdenissen.

Het is de grote verworvenheid van de oecumene in de afgelopen decennia dat wij ons van dit gemeenschappelijke bewust geworden zijn. Dat wij van dit gemeenschappelijke belijden dat het ons onopgeefbare fundament is: in het gezamenlijk bidden en zingen, in ons gemeenschappelijk opkomen voor het christelijk ethos tegenover de wereld, in ons gemeenschappelijk getuigen van de God van Jezus Christus in deze wereld.

Het gevaar dat wij dit verliezen, is helaas niet denkbeeldig. Ik wijs op twee ontwikkelingen. De landkaart van het christendom is in de nieuwste tijd ingrijpend veranderd en zal weldra nog verder veranderen. Tegenover een nieuwe vorm van christen-zijn, die zich met een geweldige en naar de vorm soms beangstigende missionaire dynamiek baan breekt, staan de traditionele belijdende kerken vaak met de mond vol tanden. Het is een christendom dat weinig onderlinge samenhang kent, met weinig verstandelijke en nog minder dogmatische bagage, en ook een christendom dat weinig stabiel is.

Dit wereldwijde verschijnsel stelt ons allen voor de vraag: Wat heeft deze nieuwe vorm van christendom ons te zeggen, positief of negatief? In ieder geval stelt het ons opnieuw voor de vraag wat onopgeefbaar is, en wat er anders kan of moet worden – het stelt ons voor de vraag wat de basis van ons geloven is.

Nog ingrijpender, en in ons land zelfs een brandende kwestie, is de tweede uitdaging aan de gehele christenheid die ik ter sprake wil brengen: de geseculariseerde wereld, waarin wij vandaag als gelovigen moeten leven en getuigen. De afwezigheid van God in onze maatschappij wordt steeds drukkender, de geschiedenis van Zijn openbaring, waarover de Schrift ons spreekt, schijnt verdwenen in een verleden dat zich steeds verder van ons verwijdert. Moeten we toegeven aan de druk van de secularisatie, modern worden door water bij de wijn van ons geloof te doen?

Natuurlijk, we moeten ons geloof vandaag opnieuw doordenken en vooral opnieuw in praktijk brengen, zodat het actueel blijft. Maar water bij de wijn doen helpt niet, nee, ons geloof moet in de wereld van nu recht overeind blijven. Dat is een centrale oecumenische opdracht.

Verdieping en verlevendiging van ons geloof, daar moeten we elkaar wederzijds bij helpen. Wij en het christendom redden het niet met een andere tactiek. Nee, het is het opnieuw doordachte en opnieuw in praktijk gebrachte geloof waardoor Christus, en met Hem de levende God, gestalte krijgt in de wereld van nu. Zoals de martelaars uit de nazitijd ons naar elkaar toe gedreven en de eerste grote oecumenische opening tot stand gebracht hebben, zo is ook in de huidige geseculariseerde wereld het innerlijk beleefde geloof de sterkste oecumenische kracht die ons naar elkaar toe drijft, op weg naar de eenheid in de ene Heer.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer