Bewenen
Psalm 35:13
„Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed.”
Ja, wij moeten wenen met de wenenden en dat doen met een hartelijk medelijden, zover het oordeel bekend en ten voorbeeld van anderen is. Ons wordt ook bevolen –ook nu– om openbaar te betuigen dat ons hun ellende ter harte gaat. Mozes zegt in Leviticus 10:6: „Uw broederen, het ganse huis van Israël, zullen dezen brand, dien de Heere aan gestoken heeft, bewenen.”
Er zijn verschillende redenen en gronden voor deze leer, want de ellende van anderen moet ons aangaan. In de eerste plaats vanwege de bedrukten zelf, want ook al zijn zij niet onze medeleden in Christus noch onze vrienden en bekenden noch onze landgenoten, ook al zijn ze ons helemaal vreemd, ja, al zijn het de snoodste boeven, dan nog zal hun ellende ons ter harte gaan.
Ten tweede ten opzichte van de Heere, Die door dergelijke oordelen, door anderen uitgevoerd, van de hemel verkondigt dat Zijn toorn en gramschap tegen ons ontstoken zijn. Daaruit volgt dat wij, wanneer wij door Zijn oordelen over anderen niet geraakt of bewogen zijn, een dubbele verachting aan de Heere Zelf plegen.
A. Hildersham, predikant te Leicester (Engeland) (”Leer van vasten en bidden over de zonden”, 1659)