Afscheid
Het laatste afscheid van iemand, die bevende handdruk, dat al snikkende vaarwel zeggen, ach, hoe bitter valt dat. Vooral is dat moeilijk als er een nauwe vriendschapsband is geweest, en wanneer we als vrienden, helpers en vertroosters van elkaar moeten scheiden, gelijk David en Jonathan.Niet minder moeilijk valt het ’t hart als wij als christenbroeders of -zusters door de besturing van de Almachtige van elkaar moeten scheiden. En is dit scheiden voor een tijd zo bitter, hoeveel temeer het scheiden van de ziel als zij gaat naar haar eeuwig huis. Het maakt de wond zo groot, omdat het voor eeuwig is, totdat Hij zal komen, Die de graven zal openen en Die de doden zal levendmaken en het gehele mensengeslacht voor Zijn rechterstoel zal dagvaarden.
Wie dit bij zijn ouders of kinderen ondervonden heeft, weet hoe bitter het is om deze kelk uit te drinken. Was niet de zaligheid de hoop en de troost van Gods kinderen, ze zouden in druk vergaan, omdat hen niets op aarde, naast God en Zijn Woord, dierbaarder was dan hun geliefden.
Ik heb geen mindere gedachten, dan die van een heilzoekende leraar bij het afscheid van zijn gemeente. Er is zo’n nauwe betrekking tussen een leraar en de ware leden van Christus.
W. Themmen, predikant te Noorthorn (Op- en aftocht eenes geestelijken wachters, 1730)