Dr. Van den Belt: Bij ambt hoort geven van leiding
NIEUWE-TONGE – Conflictmijdend gedrag is niet de goede manier om leiding te geven aan de gemeente, aldus dr. H. van den Belt. „Dan doe je niet meer dan op de winkel passen. Als ambtsdrager ben je geroepen om leiding te geven aan de gemeente.”
De universitair docent vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Utrecht sprak dinsdagavond op een ambtsdragersvergadering van de Gereformeerde Bond in Nieuwe-Tonge over ”Geestelijk leidinggeven vandaag”. De bijeenkomst maakte deel uit van een reeks.
Dr. Van den Belt typeerde geestelijk leidinggeven als „de ander verder helpen.” Het heeft volgens hem te maken met navolgen. Hij wees erop dat Paulus meerdere keren zichzelf tot een voorbeeld stelt met de woorden: Weest mede mijn navolgers. „Zou u een dominee beroepen die van zichzelf zei: U moet mij navolgen? Wij zijn daar denk ik te bescheiden voor. We zijn niet gewoon dat iemand zegt: U moet mij navolgen omdat ik de Heere Jezus volg.”
Volgens de universitair docent is het belangrijk erop te letten waardoor gemeenteleden zich laten leiden. Hij vertelde uit zijn ervaring als gemeentepredikant hoe hij een keer aan jongeren probeerde uit te leggen dat onthouding soms noodzakelijk is. Hij gebruikte daarbij het voorbeeld van een getrouwde man van wie de vrouw jarenlang in een instelling moest worden opgenomen vanwege psychische problemen. De man stond toen voor de opgave trouw te blijven aan zijn vrouw, terwijl het huwelijk niet normaal kon functioneren. Dr. Van den Belt was verrast door het onverwacht grote aantal jongeren dat zei: „Dat kun je toch niet van iemand vragen?” „Kennelijk laten de jongeren zich dan leiden door bepaalde invloeden van buiten.”
Dr. Van den Belt gaf aan dat leidinggeven behoort tot het terrein van de algemene genade. „We moeten daarom een beetje voorzichtig zijn om te spreken van christelijk of van geestelijk leiderschap.” Hij wees er verder op dat wie geroepen is leiding te geven, ook de macht heeft gekregen om dat te doen. Het gaat erom die macht te gebruiken om de gemeente te dienen.
De inleider onderstreepte het belang van de roeping. Hij wees op wat de predikant Maarten Micron, die in de tijd van de Reformatie in Londen werkte, daarover schreef. Aan ambtsdragers die in het ambt bevestigd moesten worden, stelde Micron de vraag: „En gevoelt u in uw hart door de aanblaas van de Heilige Geest dat u tot deze heilige dienst en tot dit ambt geroepen bent?” Dr. Van den Belt gaf aan dat hij de woorden „aanblaas van de Heilige Geest” heel goed gekozen vond. Die geven het gewicht aan van het besef persoonlijk door God geroepen te zijn.
Belangrijk is het te beseffen dat niet alle kerkgangers tot geloof en bekering gekomen zijn, zo zei hij verder. „Maar”, vervolgde hij, „bij mensen die wel tot bekering gekomen zijn begint het geestelijk leidinggeven pas.” Hij merkte op dat vanuit de prediking de groei en de ontwikkeling van het geestelijke leven aan de orde gesteld kunnen worden. „Dat gebeurde vroeger in hervormd-gereformeerde kring meer dan nu.”