„Onopgeefbare verbondenheid met Israël onder druk”
UTRECHT – „We maken ons grote zorgen over het feit dat binnen onze kerken het spoor van de onopgeefbare verbondenheid met Israël steeds meer lijkt te worden verlaten.”
Dat zei ds. C. G. Kant, bestuurslid van het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB), dinsdagmiddag in Utrecht tijdens de aanbieding van de notitie ”Onopgeefbaar verbonden” aan het moderamen van de synode van de Protestantse Kerk in Nederland. Het visiedocument geeft uiting aan een toenemend gevoel van onrust over de houding van de Protestantse Kerk ten opzichte van Israël.
Het manifest wordt ondersteund door de hoofdbesturen van de Gereformeerde Bond (GB), het CGB, en het Evangelisch Werkverband (EW). Het hoofdbestuur van de Confessionele Vereniging (CV) in de Protestantse Kerk heeft zijn naam niet aan het document verbonden. Wel was oud-CV-voorzitter ds. L. den Breejen bij het overleg hierover betrokken.
Tijdens de aanbieding waren onder anderen ds. G. H. Abma (EW), dr. M. van Campen (GB), ds. J. Eschbach (EW), dr. ir. J. van der Graaf (GB), ds. Kant (CGB) en ds. H. Poot (EW) aanwezig. In zijn toelichting stelde ds. Kant dat de onopgeefbare verbondenheid met Israël een van de kernen van het belijden van de Protestantse Kerk is.
De opstellers van de notitie maken zich al langere tijd zorgen over het feit dat binnen „onze kerken dit spoor van onopgeefbare verbondenheid steeds meer lijkt te worden verlaten”, zo zei hij. „Zelfs de organen binnen onze kerk die bij uitstek gestalte moeten geven aan deze verbondenheid staan steeds meer onder invloed van de Palestijnse bevrijdingstheologie. Juist in deze theologie wordt niet meer uitgegaan van een Bijbelse verbondenheid, maar wordt het bestaan van Israël sinds 1948 gezien als een daad van nationalisme, Europees kolonialisme en imperialisme. Men identificeert zich met Jezus Die de eerste Palestijn zou zjin die eveneens leefde onder bezetting. Een dergelijke visie (waarvan de Palestijnse anglicaanse priester dr. Naim Ateek, oprichter van de organisatie Sabeel, een van de belangrijkste vertegenwoordigers is; red.) is volstrekt tegenstrijdig aan ons kerkelijk belijden.”
De opstellers van het manifest vinden het, aldus de predikant van de gereformeerde kerk in Katwijk aan Zee, „een verkeerd signaal om als kerk een instituut (als Sabeel; red.) te subsidiëren dat het uitdragen van deze theologie en politieke visie tot doel heeft. Dan komen we met ons eigen belijden in botsing en is een goed functioneren van de Israëlorganen in het licht van ons kerkordelijk belijden niet meer mogelijk.”
Ds. Kant merkte verder op dat het opgestelde document de kenmerken van een belijdenis draagt. „Het spreken over het Joodse volk is geen zaak in de marge van het belijden van de kerk, maar raakt aan het hart van het geloof.” Hij gaf aan te hopen dat dit getuigenis een hernieuwde bezinning op de relatie van de Protestantse Kerk met Israël op gang zal brengen.
Beladen
Namens het moderamen reageerde scriba dr. A. J. Plaisier. Hij zei dat de onopgeefbare verbondenheid met Israël te maken heeft met het wezen van het kerkzijn. Tegelijkertijd constateerde hij dat het hier om een beladen thema gaat dat dikwijls zorgt voor polarisatie. De onopgeefbare verbondenheid met Israël moet niet in mindering gebracht worden op Palestijnse christenen, aldus dr. Plaisier, die vindt dat de kerkleden op een waardige manier met elkaar moeten praten over dit thema. „Ook al zijn we het binnen de kerk op dit punt grondig oneens, dat mag niet leiden tot een conflictsituatie.”
De scriba merkte op dat hij tijdens een studiedag op 19 september in de Goede Herderkerk in Nijkerk een inhoudelijke reactie op het manifest zal geven. Enkele dagen daarvoor, op vrijdag 16 september, neemt dr. Plaisier ook deel aan een paneldiscussie tijdens de conferentie ”Uur van de waarheid” aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ook dr. Naim Ateek zal tijdens deze tweedaagse conferentie rond ”het Palestijnse Kairosdocument in Nederland” het woord voeren.
Waardig
Dr. ir. Van der Graaf sprak dinsdagmiddag na afloop desgevraagd van een „waardige ontmoeting”, waarbij het moderamen het document welwillend in ontvangst nam. Hij had een scherpere sfeer verwacht. Het viel hem op dat dr. Plaisier sprak over een „waardevolle bijdrage aan de discussie.” Dat betekent, aldus dr. Van der Graaf, „dat ze ons document een bijdrage op niveau vinden. Daar moeten we hen aan houden.”
Inhoudelijk zei hij dat de onopgeefbare verbondenheid met Israël een andere is dan de verbondenheid met Palestijnse christenen. „De verbondenheid met Israël is uniek. Dat is anders dan de verbondenheid met christenen wereldwijd, en ook met Palestijnse christenen.” Hij gaf aan het jammer te vinden dat de Palestijnse christenen de onopgeefbare verbondenheid met Israël niet kennen. Ten slotte merkte hij op dat de onopgeefbare verbondenheid met Israël niet inhoudt dat Israël geen recht hoeft te doen aan het Palestijnse volk.