Koopzondag Rheden blijft overeind
DEN HAAG – De vrije koopzondag in de Gelderse gemeente Rheden blijft overeind.
Dat heeft de Haagse voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) donderdagmiddag bepaald.
De rechtszaak was aangespannen door de Stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, vakbond CNV Vakmensen en veertien lokale ondernemers. Volgens hen heeft Rheden niet voldoende toeristische aantrekkingskracht om een vrije koopzondag mogelijk te maken.
De Rhedense gemeenteraad besloot in juni dat winkeliers in de kernen Rheden, Velp en Dieren vanaf 21 augustus zelf mogen bepalen of ze op zondag hun winkels openstellen voor publiek. Volgens de (recent aangescherpte) Winkeltijdenwet mag dat alleen wanneer de desbetreffende gemeente een bovengemiddelde toeristische aantrekkingskracht heeft. Anders zijn twaalf koopzondagen per jaar het maximum.
Naar het oordeel van de rechter voldoet Rheden echter aan de toeristische eis, met name doordat een belangrijk deel van de ruim 2 miljoen bezoekers die de Veluwezoom jaarlijks trekt ook de in het zuidoostelijk deel gelegen Posbank bezoekt, dat „met Velp, Rheden en Dieren in feite één geheel vormt”, aldus de rechter. De zondagopenstelling van de winkels in deze kernen zou daarom het toerisme ondersteunen.
De voorzieningenrechter stelt verder dat alle belangen, ook die van kleine winkeliers, voldoende zichtbaar aan bod zijn gekomen bij de besluitvorming en ook tegen elkaar zijn afgewogen. De gemeenteraad heeft volgens de rechter echter grote vrijheid over hoe zwaar hij ieder deelbelang laat wegen.
Omdat de uitspraak de eerste betrof over de toerismebepaling na de wijziging van de Winkeltijdenwet per 1 januari van dit jaar, werd het vonnis vooraf gezien als testcase. Volgens advocaat Rudolf van Binsbergen van de eisende partijen blijkt uit de uitspraak dat zodra een gemeente over een toeristische trekpleister beschikt, gemeenten de handen volledig vrij hebben om de winkelopenstelling op zondag vrij te geven, „zonder daarbij gedegen onderzoek te doen naar de gevolgen daarvan voor de winkeliers. De wettelijk voorgeschreven belangenafweging, die in de Tweede Kamer een belangrijke rol heeft gespeeld blijkt in de praktijk een wassen neus.”