Donderdag doet de rechter, voor het eerst sinds de aangescherpte Winkeltijdenwet, uitspraak over de vrije koopzondag in de gemeente Rheden, waar Velp bij hoort. Veel fiducie in een goede afloop heeft de bakker niet.

Aan het eind van zijn werkdag is banketbakker en chocolatier Marco Teunissen (47) simpelweg moe. Omdat hij, net als iedere dag, vanaf halfzes ’s ochtends met meelbestoven handen in de bakkerij stond. En dat voel je, aan het eind van een middag truffels draaien. Misschien dat hij ook daarom niet zo veel goede hoop heeft op de uitkomst van het kort geding donderdag.

„Ik geloof niet meer dat we onder de zondagsopenstelling uit kunnen”, zegt hij. Niet meer dan twaalf ondernemers in Rheden doen mee aan het kort geding, samen met de Stichting Tegen Verruiming Zondagsopenstelling en CNV Vakmensen. „Kennelijk leeft het voor hen niet zo.”

Dertien man personeel heeft Teunissen rondlopen in de bakkerszaak die hij in 1994 overnam van zijn oom. De winkel is exemplarisch voor het type negotie dat door zondagsopenstelling wordt bedreigd.

Teunissen: „Voor de grote jongens is het simpel: ze stunten met de prijzen en zetten in het weekend wat kinderen achter de kassa. Als ik hier over ’s zondags werken begin, krijg ik oorlog. En zelf zeven dagen werken, daar bedank ik voor.”

Dat deze eerste procedure als testcase dient voor meer zondagsopenstellingen in het land, maakt de bakker niet blijer. „Je moet er toch niet aan denken dat je hier krijgt wat je in Frankrijk hebt. De winkelstraten in de dorpen zijn uitgestorven en mensen gaan alleen nog naar de grote regiosupermarkt.”

Dat toerisme door de gemeente als reden voor de koopzondag wordt aangevoerd, ergert hem. „Voor het stoomtreintje naar Dieren? Lariekoek.”