Cultuur & boeken

Geboren: een merkwaardig wezentje

Titel:

J. C. Karels
25 June 2003 13:44Gewijzigd op 14 November 2020 00:24

”Monsters, demonen en occulte krachten. De journalistieke perceptie van magische en wonderbaarlijke verschijnselen in de vroege Verlichting 1684-1727”
Auteur: Juliëtte van den Elsen
ISBN 90 901 68 28 1
Pagina’s: uitgave in eigen beheer, 2003; 201
Prijs: te verkrijgen bij J. van den Elsen, Molenbochtstraat 54, 5014 ER, Tilburg. Het intellectuele klimaat rond 1700 kan niet begrepen worden zolang je uitgaat van een conflict tussen ’moderne’ wetenschap versus traditioneel wondergeloof, betoogt Juliëtte van den Elsen in haar dissertatie ”Monsters, demonen en occulte krachten”.

De verdwijning van spoken, demonen en geesten uit het wereldbeeld -vaak aangeduid als ”onttovering van de wereld”- wordt nogal eens gezien als gevolg van de wetenschappelijke ontwikkelingen. Het succes van de nieuwe wetenschap vervangt magische en bovennatuurlijke verklaringen door natuurlijke. De wereld bestaat voortaan uit een wetmatige ketting van oorzaak en gevolg. Iemand als de Oxfordse geleerde Stuart Clark heeft in zijn boek ”Thinking with Demons” (1997) gesteld dat het geloof in duivels en heksen rond 1700 verdwijnt als gevolg van de doorbraak van de moderne natuurwetenschap.

Hoe misleidend deze vooronderstelling is, laat Van den Elsen zien in haar onlangs in Nijmegen verdedigde proefschrift. Ze maakt korte metten met de idee dat verlichtingsdenkers wonderen vooral belachelijk maken en buiten hun wereldbeeld plaatsen. Van den Elsen is nagegaan hoe in geleerdentijdschriften rond 1700 werd gediscussieerd over monsters, duivels en wonderen. Debatten over sympathetische geneeskunde (genezen op afstand), de beweging van de wichelroede of het onderzoek naar geesten en demonen, zijn niet geïsoleerd van of in strijd met de vroegmoderne ontwikkeling van de wetenschap: ze vormen juist een wezenlijk onderdeel van de intellectuele cultuur.

Wat is de rol die ”occulte krachten”, geesten en demonen spelen in een door filosofie en techniek toenemend rationaliserend wereldbeeld? Op welke manier onderscheidt men wetenschap van pseudo-wetenschap en bijgeloof?

Talige hond
De tijdschriften van geleerden die Van den Elsen heeft gezien, zoals de ”Boekzael van de Geleerde Werelt” en de ”Nouvelles de la République des Lettres”, staan vol merkwaardigheden. In Saksen, verhaalt de Boekzael, wordt tijdens de kerkdienst een geheimzinnige stem vernomen die liederen zingt en catechismusvragen stelt. Met verve bericht het ”Journal des Scavans” over een kippenei dat geen eigeel, maar een menselijk wezentje bevat.

Een andere Franstalige periodiek verhaalt van een hond die verschillende talen spreekt. Of van een vrouw die op een dag vier kinderen ter wereld brengt, en een volgende dag nog eens vier.

Anatomische buitensporigheden genieten bijzondere belangstelling. Rond 1700 tonen geletterden een grote interesse voor curiositeiten, variërend van merkwaardige lichaamsaandoeningen tot monsters, exotische voorwerpen en bizarre mechanische kunstgrepen. Verwondering en nieuwsgierigheid zijn de motor van het intellectuele bedrijf. Van den Elsen concludeert: „Admiratio (verwondering) vormde een cruciale dimensie van het vroegmoderne rationalisme.”

De vraag rijst dan wat tweekoppige dieren, afwijkende foetussen en spookverschijningen met de nieuwe wetenschap hebben te maken. Allereerst dient bedacht te worden dat de wetenschap van dat moment niet in strijd wordt geacht met het geloof in God. Monsterlijke figuren zijn een blijk van Gods vindingrijkheid, de ”wonderkamers” die her en der worden aangelegd laten de schoonheid van de schepping zien.

Van belang is verder dat het onderzoek naar ’foutjes’ in de natuur geleerden meer biedt dan alleen vermaak en spektakel. Volgens de secretaris van de ”Académie Royale des Sciences” vormen anatomische afwijkingen en wonderbaarlijke gebeurtenissen serieuze objecten van onderzoek. Ze kunnen de mens dichter bij het doorgronden van de algemene wetmatigheden in de natuur brengen. Want met behulp van het abnormale kan het normale begrepen worden: „In plaats van verschijnselen te ontkennen, omdat ze niet pasten in de bestaande inzichten in de wetmatigheden der natuur, diende men deze juist te omarmen, omdat men juist in deze gevallen de grenzen van de eigen kennis zou kunnen verleggen”, schrijft Van den Elsen.

Betoverde wereld
Hoe zit het dan met de kritiek van verlichtingsdenkers op ”bovennatuurlijke” gebeurtenissen? Worden deze niet steeds vaker rationeel verklaard, met uitsluiting van een hogere macht? Wie gelooft in een simpele tegenstelling tussen wetenschap en wondergeloof zou het hoofdstuk over demonologie kunnen opslaan. Op overtuigende wijze laat Van Elsen zien dat het intellectuele klimaat van rond 1700 niet begrepen kan worden zolang je uitgaat van het conflict tussen ’moderne’ wetenschap versus traditioneel religieus geloof.

Dat valt te illustreren met het boek ”De Betoverde Weereld” van de roemruchte dominee Balthasar Bekker. In de geschiedschrijving is zijn rol als bestrijder van bijgeloof voortdurend overbelicht. Maar Bekker als held van de Verlichting en kampioen tegen bijgeloof is een product van latere generaties, betoogt Van den Elsen. Want recente studies hebben laten zien dat het boek van de Friese dominee niet in de eerste plaats gelezen moet worden als een wetenschappelijk onderbouwde bestrijding van bijgeloof, maar dat zijn bestrijding van bijgeloof vooral een aansporing betekent tot waar evangelisch geloof.

Natuurlijk, Bekker betoogt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat engelen en duivels op lichamen kunnen inwerken. Volgens hem zijn in de Bijbel geen actief opererende duivels te vinden, als men de juiste exegese pleegt. En die exegese geeft Van den Elsen het volle pond: niet met zijn cartesiaanse denkbeelden, maar met zijn bijbelexegese en zijn antidogmatisme jaagt Bekker de conservatieve calvinisten tegen zich in het harnas. Zijn strijd is een evangelische strijd: in het duivelsgeloof toont zich volgens hem de erbarmelijke staat van het christendom van zijn dagen. Gereformeerde theologen zijn er niet in geslaagd hun missie, het geloof te zuiveren van paapsche bijgelovigheden, te volbrengen - Bekker dus als nadere reformator: de Reformatie is pas voltooid, als de laatste overblijfselen van de afgodische demonenleer zijn weggewerkt. Met zijn ontmaskering van magie, waarzeggerij en duivelswerk beoogt hij Gods eer en glorie te herstellen.

Zo bezien komen vroegmoderne discussies over wonderbaarlijke verschijnselen in een ander licht te staan. Bijgeloof vormt voor menig protestants geleerde een even grote bedreiging als het groeiend atheïsme. De strijd tegen dit bijgeloof wordt niet zozeer gevoerd vanuit een streven naar vooruitgang, maar vanuit een godsdienstig motief: de zuiverheid van het protestantse geloof is in het geding.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer