De krassende jeugd
Nee, het zijn niet alleen raven die krassen, de jeugd kon en kent er ook wat van. Dan bedoelen we het krassen van namen in, bijvoorbeeld, kerkbanken. Vroeger wellicht meer dan tegenwoordig, nu over het algemeen de jeugd het in veel kerken laat afweten. Een vroege vorm van graffiti.
Soms is het toegestaan. Denk aan het beroemde kamertje van de Universiteit Leiden, waar afgestudeerden hun naam op de wand mogen schrijven. Zelfs de naam van onze kroonprins prijkt daartussen. Maar op kerkbanken is het verboden.
Het is dus bepaald geen verschijnsel van de laatste generaties. Integendeel. Mr. C. J. Verplanke (1925-1997), burgemeester te ’s-Gravendeel en Ridderkerk en kleinzoon van de bekende ouderling Bertus Schreuders uit Veen, bezocht in 1954 enkele Noord-Duitse kerkorgels. In Altenbruch constateerde hij dat al in 1584(!) de jeugd in de kerkbanken had gekrast. Een ‘tijdverdrijf’ dat niets dan schade heeft gebracht. In dubbel opzicht: aan de ziel en aan de kerk.
In 1972 werd de gereformeerde Rehobothkerk in Amsterdam-Watergraafsmeer afgebroken. „De jeugd vermaakte zich tijdens de dienst door namen in de banken te krassen”, mijmerde een oud-gemeentelid.
Wie vroeger in sommige dorpen in West-Friesland op zulk graveerwerk werd betrapt, kon rekenen op een pittig onderhoud met de schout. Niet met de dominee; kerk en staat waren nog niet gescheiden… Al in 1624 verordonneerde de overheid in Schagen een boete van 3 gulden voor het kerven in de kerkbank. Krassen in de herenbank pakte 2 gulden duurder uit.
Kerkbanken. Ze zijn er in soorten en maten. Regentenbanken, burgemeestersbanken, Oranjebanken (denk aan de Grote Kerk in Apeldoorn en aan de ‘kraak’ van de Nassau’s in de Jacobijnenkerk te Leeuwarden), herenbanken –van damesbanken heb ik nooit gehoord– domineesbanken voor het weleerwaarde gezin, dovenbanken, armenbanken. In Buitenpost richtte notaris C. H. Beekman zelfs een notarisbank in, nog wel met een afzonderlijke ingang. Piershil kent een ambachtsherenbank en er is een kerkgebouw waar zo’n bank zelfs hoger werd gemaakt dan de preekstoel. Om uit te laten komen dat de ambachtsheer een paar treetjes hoger op de maatschappelijke ladder stond dan de dominee.
Nog een soort bank: de ouderlingen- en diakenenbank. Daar zoekt men tevergeefs naar initialen. Immers, zij behóren het voorbeeld te geven! Natuurlijk zijn er ambtsdragers die in hun jeugd hun namen krasten. Uitgekerfd in eikenhout. Oud-koster Dick de Bruijn uit Noordeloos schreef over wat hij noemde ”opgesierde kerkbanken”, „zelfs met enkele namen van vastgelopen liefdes.”
Het is een oud kwaad. Wie het wil tegengaan, vervangt de banken door stoelen. ’t Kan nóg anders: in oosters-orthodoxe kerken zijn alleen maar staanplaatsen. Daar speelt dit probleem niet, maar daar zorgt twee uur staan weer voor andere problemen.