Studeren in een seculiere wereld
Waarom verder studeren? Welke invloed heeft de seculiere wetenschap op het geloofsleven? Over die vragen wil dr. C. P. Polderman aankomende studenten, hun ouders en anderen graag laten nadenken. „De belangrijkste vraag is: studeer je voor jezelf of voor God?”
Juist omdat veel jongeren tijdens hun studietijd afstand nemen van het christelijke geloof, voelde Polderman, hogeschooldocent economie aan Hogeschool Zeeland en ouderling van de gereformeerde gemeente in Vlissingen, zich gedrongen het boek ”Verder studeren. Voor God of voor jezelf” te schrijven. „Ik hoop dat iedereen zich op geestelijke wijze voorbereidt op zijn of haar studiekeuze. Hoe kunnen we zonder een levend geloof overleven in een seculier studieklimaat en niet worden meegezogen in de dodelijke draaikolk van het hedendaagse antichristelijke denken?”
In zijn boek volgt Polderman, die zelf economische wetenschappen in Tilburg en sociale wetenschappen in Rotterdam studeerde, drie 19e-eeuwse hoogopgeleide geestelijke leiders: de evangelist Jan de Liefde, de geleerde Allard Pierson en de Zuid-Afrikaanse opwekkingsprediker Andrew Murray. Voor Polderman is De Liefde een prototype van een hbo’er, Pierson dat van een wetenschapper en combineert Murray een praktische en een wetenschappelijke benadering.
Deze drie mannen waren zelfstandige denkers met een bijzondere levensweg. In hoeverre kunnen zij dienen als uitgangspunt om jongeren anno 2011 te laten nadenken over hun studiekeuze?
„De vragen en problemen voor christelijke studenten zijn dezelfde gebleven. Ik voel me een geestverwant van De Liefde en Murray. Zij hebben beiden na hun bekering de kracht van de Heilige Geest ontvangen en hun leven gegeven aan gemeenteopbouw. Tegelijk voel ik pijn in mijn hart als ik de levensgang van Pierson bezie: een veelbelovende intellectueel, opgegroeid in de kring van het Reveil, maar als agnost gestorven. Als wetenschapper was hij rusteloos op zoek naar waarheid en echtheid, maar zocht die alléén, zonder God.”
Wat wilt u met uw boek bereiken?
„Verder studeren na je middelbareschooltijd is gewoon geworden, ook in de gereformeerde gezindte. Er kunnen veel motieven zijn om voor een bepaalde beroepsopleiding of universiteit te kiezen, maar waar ligt nu werkelijk je hart? Is er een innerlijke drang om in Gods Koninkrijk te werken of zijn we vooral gericht op een goedbetaalde baan? Ik heb op een reformatorische middelbare school meegemaakt dat op beroepskeuzeavonden voorlichters kwamen die salarisstrookjes meenamen om de interesse voor hun beroepsgroep op te wekken. Zij trokken het meeste publiek. Maar wat baat het als je de hele wereld wint en schade aan je ziel lijdt? Waarom zou je rechten of economie gaan studeren? Alleen om later goed voor je gezin de kost te kunnen verdienen en een mooi huis en een mooie auto te kunnen kopen?
De vader van Andrew Murray adviseerde zijn zonen biddend bezig te zijn met de vraag naar hun levensroeping en wees hen op onderwijs, zending en theologie. Ik ben bang dat nu weinig reformatorische scholen en ouders jongeren opwekken hun leven hieraan te geven. We zijn over het algemeen veel te materialistisch en te weinig ideëel-geestelijk ingesteld.”
Is het dan niet nodig dat er in iedere beroepsgroep christenen actief zijn die door genade een zoutend zout mogen zijn?
„Ja, natuurlijk, maar je moet wel met de beginvraag beginnen. De grote vraag blijft voor mij of je gaat studeren voor jezelf of voor God. Als iemand techniek gaat studeren om later dienstbaar te zijn in het zendingswerk, juich ik dat zeker toe. Waar het mij echter vooral om gaat is dat kinderen van jongs af aan de Heere zoeken te kennen en dat ouders hen jaloers maken op het dienen in Gods Koninkrijk.”
In uw boek uit u de vrees dat gezamenlijke bestudering van bijvoorbeeld de Institutie van Calvijn studenten weinig raakt, omdat het over leerstellige zaken gaat waarover slechts standpuntbevestigend wordt gepraat. Doet u dat onderzoek daarmee niet tekort?
„Ik ben bang dat het snel leidt tot farizeïsme. Het is niet voldoende als we gereformeerde dogma’s beheersen en bepaalde tradities verdedigen. Laat studenten samen biddend de Bijbel bestuderen om zo aan het seculiere denken te ontkomen. Dan komt Calvijn vanzelf wel een keer om de hoek kijken. Maar laten we het allereerst vooral zelf bij dé Bron zoeken.”
Vermijd pseudo-intellectueel geklets op studentenverenigingen, zo schrijft u. Wat bedoelt u daarmee?
„Ik houd niet zo van studentikoos gedoe. Er is veel zot geklap en gekkernij, ook op avonden van christelijke studentenverenigingen. Laten studenten zich in hun vrije tijd inzetten voor zending en evangelisatie, zoals Andrew Murray en zijn vrienden dat deden.
Die innerlijke drang en geestelijke diepgang mis ik vandaag de dag helaas onder veel christelijke studenten. Studentenverenigingen moeten geen gezelligheidsclubs worden. Laten studenten samen bidden om de doorwerking van de Heilige Geest. Zonder de leiding van die Geest kunnen ze niet staande blijven in deze wereld. Laten ze biddend het Woord bestuderen. Er is een schreeuwende behoefte aan een nieuwe generatie van geestelijke leiders.”
U breekt in uw boek een lans voor Murray en zijn heiligheidsstreven. Dezelfde Murray had echter moeite met de gereformeerde rechtvaardigingsleer en dacht anders dan onze Dordtse Leerregels over de uitgebreidheid van de verzoening. Is het dan wel verstandig om jongeren voor zijn gedachtengoed te enthousiasmeren?
„Dat Murray gestreefd heeft naar een hoger geestelijk leven is juist. Hij had daar mijns inziens sterke Bijbelse argumenten voor. Zo stelde hij op basis van Galaten 2:20 dat gelovigen niet alleen vrijgemaakt zijn van de vloek van de wet, maar ook van de dienstbaarheid van de wet. Murray zei: „De Gekruisigde is zijn verzoening in het verleden, de Opgewekte zijn leven voor het vervolg.” Hij wilde niet dat de gelovigen bleven hangen in het ”ik ellendig mens” van Romeinen 7, maar deel zouden krijgen aan het overwinningsleven van Romeinen 8. Op basis van de Hebreeënbrief onderscheidde Murray een zoekend en een rustend geloof: „Het zoekend geloof vertrouwt dat er zegen bij de Heere is en dat die eenmaal misschien komen zal. Het rustend geloof heeft de Heere ontmoet, alles aan Hem toevertrouwd; het is in geen ding bezorgd. De vrede van God die alle verstand te boven gaat, bewaart het hart en de zinnen in Christus Jezus. Het geloof rust in Hem.”
Dat Murray moeite heeft gehad met de gereformeerde rechtvaardigheidsleer en de Dordtse Leerregels is mij niet bekend. Wel dat hij niet veel ophad met het dogma van beperkte verzoening, zoals dat door hypercalvinisten wordt gepropageerd. Murray was geen dogmatische pluizer, maar een evangelische verbreider van het Evangelie. Ik kijk met jaloersheid naar zijn geestelijk leven. Murray leefde dicht bij God, was vol van de Heilige Geest en had haast om mensen voor Christus te winnen. Wie zijn wij dan om hem te meten met ons eigen meetlatje?”
Maar veegt u daarmee niet te snel fundamentele kritiek van theologen als prof. dr. J. W. Maris en dr. P. de Vries onder het tapijt?
„Het is voor mij de vraag of de kritiek wel zo fundamenteel is. Het gaat mijns inziens meer over de zienswijzen van genoemde theologen vanuit hun dogmatische achtergrond. Ik vraag me wel eens af of ze met hun kritiek echte gesprekspartners van Murray zijn. Weten we ten diepste wel waarover hij spreekt? Bezitten we hetzelfde niveau van geestelijk leven? Ik vind het ontroerend hoe Murray zich helemaal toevertrouwde aan God. Bovendien predikte hij voluit dat de zaligheid en de kracht van het nieuwe leven alleen in Christus ligt. Misschien is hij dan niet helemaal uitgebalanceerd reformatorisch, maar moet dat altijd? Kijk eens wat breder en vooral hoger, zou ik zeggen.”
Het valt in uw boek op dat u niet al te optimistisch denkt over de studenten anno 2011. Vanwaar?
„Veel studenten zijn niet intrinsiek, dat is van binnenuit, gemotiveerd. Ze beleven meer plezier aan hun bijbaantjes en nevenactiviteiten dan aan hun studie. Dat is echt arm. Is er wel voldoende oog voor de geestelijke strijd die gaande is? Waar leven we uiteindelijk voor? Voor onszelf of voor God?”
Mede n.a.v. ”Verder studeren”, dr. C. P. Polderman; uitg. in eigen beheer, 2011; ISBN 978 16 162 7993-6; 154 blz.; € 15,-; te bestellen via cp.polderman@solcon.nl
Gelovig kiezen
„Enerzijds is er het theoretische ‘schriftgeleerden-geloof’ dat het kiezen van een studie niet geestelijk benadert (…) en daarbij steun zoekt bij de traditie en de dogmatiek. Het praktische ‘Jezus-geloof’ is een geloof waarin geen sprake is van beschouwing, maar van overgave. Het kiezen van een vervolgstudie is voor hen een geestelijke zaak. (…) Niet de traditie, maar het goddelijk spreken heeft voor hen het laatste woord.”
Citaat uit besproken boek (blz. 17)