„Heere der heirscharen, welgelukzalig is de mens die op U vertrouwt.”
De Heere onze God is die opperste Krijgsman onder Wiens banier alle schepselen als heirscharen dienen. Hierom wordt Hij in onze tekst vereerd met de hoogste eretitel: ”Heere der heirscharen”. Om dezelfde reden wordt Hij ook een Krijgsman genoemd. Want zo zongen Mozes en de kinderen Israëls in hun lofzang over de ondergang van de koning Farao: „De Heere is een Krijgsman…” (Exodus 15:3).

De Heere is met mij als een verschrikkelijke Held. God is die opperste Krijgsman omdat Hij alleen het recht des oorlogs heeft. Hij is Rechter van de ganse aarde, die de schepselen gebruikt als scherprechter van Zijn justitie, om het recht der wrake in Zijn naam uit te voeren over de inwoners der wereld. Mij is de wrake en de vergelding, spreekt de Heere, Heere.

Hoort wel: God mijnt de wraak als Zijn eigen recht dat Hem alleen toekomt als de enige Wetgever, Die behouden en verderven kan. Wat de mensen aangaat, die zijn niet meer dan instrumenten welke God de executie van Zijn wrake beveelt, gelijk de Heere Zelf in het stuk van de oorlog verklaart: Wee de Assyriër (Jesaja 10:5).

Franciscus Elgersma,
predikant te Leeuwarden

(”Korte meditaties over de woorden Davids”, 1666)