Kostenbesparing en kwaliteitsverbetering zijn hiervoor een belangrijke redenen, aldus directeur Paul Spies van het Amsterdam Museum, waar ook het kleinere Museum Willet-Holthuysen onder valt. „We hebben samen meer slagkracht en winnen aan efficiency.”

Samenwerking levert bijvoorbeeld voordelen op voor de restauratie en beheer van objecten, zegt Spies. „Nu heeft elk museum zijn eigen restauratoren: eentje voor hout, eentje voor metaal, enzovoort. Het is veel efficiënter als musea gezamenlijk een pool van restauratoren en conservatoren hebben. Datzelfde geldt voor educatie en facilitaire zaken. Nu heeft elk museum daarvoor zijn eigen medewerkers. Dat kun je beter centreren.”

Ook hebben de musea gezamenlijk een betere onderhandelingspositie. In de toekomst willen ze ook delen van de collectie over en weer laten zien. De musea blijven wel hun eigen naam en identiteit behouden.

Volgens Spies is het logisch dat musea naar elkaar toe groeien. „Het is de nieuwe politieke realiteit. Samen maak je meer kans op minder korting. Met de cultuurbezuinigingen gaan alle musea zich op dezelfde uitgeklede fondsen en bedrijven richten.”

Het Amsterdam Museum (voorheen het Amsterdams Historisch Museum) en Ons’ Lieve Heer op Solder konden het meteen met elkaar vinden. Ze vertellen allebei een deel van het Amsterdamse verhaal.

De krachtenbundeling voldoet aan de wens van het Amsterdamse gemeentebestuur, die graag ziet dat musea meer structureel samenwerken om minder afhankelijk te zijn van subsidies. De hoofdstad telt meer dan 70 musea, waarvan er 15 zijn die geld ontvangen van de gemeente of het Rijk.