De preek in het restaurant
Wie in de jaren tachtig op de weg tussen Utrecht en ’s-Hertogenbosch de oude brug bij Zaltbommel passeerde en een hapje wilde eten, zag bij de brug een bord met daarop een gekruist bestek. Na circa 300 meter volgde een afslag, die aan het eind, links onder de weg door, de hongerige automobilist naar een alleraardigst gastronomisch etablissement voerde. Niet al te groot, gezellig ingericht en met een voortreffelijke keuken. Samen met een collega heb ik in 1986 in dit restaurant een opmerkelijke ervaring gehad. Onderweg naar Den Bosch legden we eraan, om snel iets tot ons te nemen. Na afloop van de maaltijd deponeerde de ober met een subtiel gebaar de nota op de hoek van ons tafeltje. De rekening bevond zich in een omslag met een opmerkelijk vignet, waaromheen de woorden stonden: „Eet, drinkt en bedenkt dat God het schenkt.” „Hè”, denk je dan als gast, „waarop zou dat teruggaan?” Een restaurant met een christelijk management? Een historisch gegroeid bedrijfsdevies dat uit respect voor de oorspronkelijke bedenker door de jaren gehandhaafd bleef? De gedachte aan een gratis maaltijd voerde te ver, want binnen in de omslag bevond zich de nota.
Gevraagd naar de oorsprong van deze woorden, zei de ober dat de oorspronkelijke eigenares van het restaurant een vrouw was met een serieuze geloofsopvatting. Bij de opening, vijftig jaar geleden, meende zij het aan God verplicht te zijn haar gasten in hun waardering voor het genotene verder te voeren dan naar de kok in de keuken. Toen enkele jaren geleden het bedrijf in andere handen overging, besloot de nieuwe eigenaar de omslag met de tekst onveranderd te laten. Afgezien van wel of niet aanwezige religieuze overwegingen bij de laatste, had de ervaring geleerd dat gasten dikwijls tekst en uitleg vroegen. De tekst bleef gehandhaafd en nog altijd gebeurde het dat gasten bij betaling of later meer wilden weten over de korte preek op de nota.
In het openbare leven herinnert ons niet zo veel (meer) aan God. Natuurlijk, er is de lichtreclame op gebouwen van het Leger des Heils. En af en toe laten automobilisten via een sticker op hun achterruit weten dat er nog hoop is. Hier en daar komt men een antivloekposter tegen. Maar dat een commercieel eethuis zijn clientèle met zoveel woorden op God wijst, zal in de samenleving een zeldzaamheid zijn.
Verder rijdend dacht ik na over het gebed voor en na het eten door christenen in publieke gelegenheden. Veel christenen hebben dit gebruik in het museum van religieuze gewoonten bijgezet. In openbare gelegenheden ziet men nog maar zelden handen vouwen. Men vindt het gênant om met een persoonlijk gebed het eetgenot van anderen op te houden.
Al eerder schreef ik in een kerkelijk blad over het Zaltbommelse restaurant. Bij een daaropvolgend bezoek aan de eetgelegenheid werd mij door de gerant verteld dat hij verscheidene correcte en soms donkergeklede dames en heren aan tafel had gehad die bij de afrekening meer dan gewone belangstelling voor de nota aan de dag legden. Over provisie voor de toegenomen klandizie repte hij niet.