De drie hoeven ook niet terug naar de cel. Dat bepaalde de rechtbank in hoger beroep dat het Openbaar Ministerie had aangespannen tegen de beslissing van de rechter-commissaris. Die oordeelde dat hun aanhouding op 3 juli onrechtmatig was.

De drie mannen werden op zondag 3 juli voor de tweede keer aangehouden juist op het moment dat ze hun politiecel mochten verlaten. Justitie verzwaarde de beschuldiging op dat moment tot zodanig roekeloos handelen dat sprake kon zijn van opzettelijke brandstichting. Een dag later moesten ze weer worden vrijgelaten nadat de verdediging met succes de aanhouding had aangevochten.

Volgens de rechtbank kwam de mogelijke poging van de leiding om de oorzaak te verzwijgen naar voren uit een proces-verbaal dat het Openbaar Ministerie in het hoger beroep presenteerde. Advocaat Ronald Drenth van de drie verdachten noemde dit donderdag ‘een veronderstelling’. „Chemie-Pack heeft tegen haar werknemers gezegd terughoudend te zijn met uitlatingen over de oorzaak omdat er in het begin veel verhalen rondgaan die snel als feiten worden beschouwd. Pas later kreeg het verhaal meer fundament en is het door de politie als feit gepresenteerd.”

De rechter bevestigde in zijn uitspraak donderdag nogmaals dat de conclusie gerechtvaardigd is dat de brand bij Chemie-Pack is ontstaan toen een werknemer in de buurt van brandbare stoffen met een gasbrander probeerde een membraanpomp te ontdooien.

De nieuwe verklaringen in het dossier veranderen niets aan het oordeel van de rechter-commissaris dat de aanhouding van de drie leidinggevenden wegens roekeloos handelen onrechtmatig was. „Ze hadden niet als verdachte van brandstichting mogen worden aangemerkt en zijn terecht vrijgelaten”, aldus de uitspraak van de rechtbank.

Het Openbaar Ministerie reageerde donderdag met weinig woorden. „Er zijn geen beroepsmogelijkheden. We moeten ons bij de uitspraak neerleggen. Het onderzoek gaat verder”, was het enige dat een woordvoerster kwijt wilde.