Van Bijsterveldt komt Kamer tegemoet bij passend onderwijs
Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs worstelt met de bezuinigingen en de herstructurering van het passend onderwijs. Ze is druk bezig met een charmeoffensief, zo blijkt uit een brief die vrijdagavond naar de Tweede Kamer ging.
Groot was de schrik toen het onderwijsveld in oktober vorig jaar vernam dat het kabinet-Rutte flink wilde gaan snijden in het passend onderwijs. Op dit moment is er voor passend onderwijs jaarlijks ruim 2 miljard euro beschikbaar. Het kabinet wil daar 300 miljoen op korten. Verder wil het kabinet de uitgaven in de hand houden door een strenge budgettering. Dat betekent dat er jaarlijks een vastgesteld bedrag voor passend onderwijs beschikbaar komt en dat dit bedrag alleen wordt aangepast aan de prijsontwikkeling.
Daarmee moet er een eind komen aan de extreme groei van uitgaven voor passend onderwijs. Sinds 2003 zijn die structureel met een half miljard toegenomen. Het aantal zorgleerlingen steeg in zeven jaar met 65 procent. Vooral het aantal zogeheten cluster-4-leerlingen is zeer sterk toegenomen. Cluster-4-leerlingen zijn zeer moeilijk opvoedbaar (een stoornis in het autistisch spectrum en/of oppositioneel gedrag). Verhoudingsgewijs groeide het aantal leerlingen met leer- en/of opvoedingsproblemen in het voortgezet onderwijs het hardst.
De oppositie in de Tweede Kamer en de belangenorganisaties in het onderwijs liepen te hoop tegen deze korting. Voor de opzet van het passend onderwijs en de gedachte erachter (zie kader) kreeg Van Bijsterveldt in grote lijnen wel de handen op elkaar, maar voor de bezuinigingen niet.
De bewindsvrouw besloot daarop twee maanden geleden de geplande eerste stap in de bezuinigingen van 50 miljoen euro in 2012 niet door te laten gaan. In 2013 wil de bewindsvrouw nu 100 miljoen korten en in 2014 200 miljoen in plaats van de geplande 300 miljoen per jaar. Vanaf 2015 wordt jaarlijks wordt wel 300 miljoen gekort; het beoogde bedrag.
De achterliggende maanden heeft Van Bijsterveldt gebruikt om intensief met het onderwijsveld te overleggen over de ingrepen in het passend onderwijs. Dat had ze in februari tijdens een commissievergadering ook beloofd. Het ministerie voerde in totaal zo’n 160 gesprekken met schoolbesturen in het primair en het voortgezet onderwijs. Ook belangenorganisaties zaten bij de bewindsvrouw of haar ambtenaren om de tafel.
De resultaten van de gesprekken staan verwoord in een brief die de bewindsvrouw vrijdagavond naar de Kamer stuurde.
De bewindsvrouw heeft het reformatorisch onderwijs in ieder geval een goede dienst bewezen. Als enige richting in het onderwijs behouden de reformatorische scholen hun eigen samenwerkingsverband. Het betekent dat kinderen van reformatorische scholen die doorverwezen worden naar het speciaal onderwijs, naar scholen van het samenwerkingsverband van de eigen richting kunnen gaan. In het nieuwe stelsel is het de bedoeling dat alle kinderen die zijn aangewezen op een speciale voorziening naar scholen in hun eigen regio gaan. Het samenwerkingsverband van de regio betaalt dit speciaal onderwijs. En wie betaalt, bepaalt. De regio heeft straks volop invloed op het beleid van het speciaal onderwijs. Daarbij speelt de richting van scholen nauwelijks een rol.
De oppositie zal de tegemoetkoming aan het reformatorisch onderwijs volgende week woensdag, als er in de Tweede Kamer een commissievergadering over de brief van de minister plaatsvindt, ongetwijfeld uitleggen als een knieval voor de SGP, de stille gedoogpartner. Gert van Leeuwen, landelijk projectleider van het reformatorisch onderwijs, wijst dit echter stellig van de hand. „Dat is niet overeenkomstig de feiten. De gesprekken over de handhaving van een eigen reformatorisch samenwerkingsverband waren al gaande voordat goed en wel duidelijk was welke bezuinigingen dit kabinet wilde doorvoeren in het passend onderwijs. De uitzonderingspositie vloeit rechtstreeks voort uit ons veldinitiatief en dat is in 2008 al gestart”, zo stelt hij.
De weerstand tegen de bezuinigingen is namelijk onverminderd groot. Het onderwijsveld is blij met de geleidelijke invoering van de korting, maar blijft onverminderd kritisch, zo laat Van Bijsterveldt aan de Kamer weten. Fijntjes wijst ze erop dat ze het onderwijsveld heeft gevraagd om binnen de budgettaire kaders met alternatieven te komen, maar daarop kwam geen reactie: „Ik heb meerdere malen overleg gevoerd met betrokken organisaties, maar daarbij zijn geen alternatieven voorgesteld.” Overigens heeft het onderwijsveld wel aangegeven dat de prestatiebeloning ingeruild mag worden voor de bezuiniging op passend onderwijs.
De bewindsvrouw luistert wel naar de Kamer als het gaat om de financiering van scholen voor specifieke aandoeningen, zoals epilepsiescholen. Die zouden bij de invoering van (de bezuinigingen voor) het passend onderwijs niet meer kunnen voortbestaan. Van Bijsterveldt heeft nu besloten de financiering van deze scholen te houden zoals zij is, maar omdat iedereen moet bezuinigen, krijgen de scholen ook 10 procent minder geld.
Van Bijsterveldt heeft verder een keuze gemaakt rond de verdeling van de bezuiniging van 300 miljoen. Daarover bestond ook nog niet veel duidelijkheid. Het grootste deel, 133 miljoen, moet komen door te korten op bureaucratie, projecten en aanvullende bekostiging. Onder meer de indicatieorganen die leerlingen rugzakjes met financiering toekenden, verdwijnen. Verder komt er ruim 80 miljoen minder voor ambulante begeleiding beschikbaar en moeten de klassen in het (voortgezet) speciaal onderwijs 10 procent groter. Dat levert bijna 85 miljoen op.
Van Bijsterveldt houdt vast aan invoering van het wetsvoorstel passend onderwijs per 1 augustus 2012, maar de feitelijke invoering van de zorgplicht voor schoolbesturen (zie kader) treedt een jaar later in werking. Dat geeft het onderwijsveld gelegenheid om een en ander verantwoord in te voeren. Het onderwijsveld kan daarmee leven, zo blijkt uit de brief. Of de Kamer dat ook doet, zal moeten blijken tijdens de commissievergadering op woensdag 29 juni.
Passend onderwijs
Passend onderwijs is de nieuwe benaming voor onderwijs aan leerlingen die vanwege een beperking extra ondersteuning nodig hebben. Het gaat concreet om leerlingen met leer- of ontwikkelingsproblemen, ziekte, handicap of gedragsstoornis. Veel van deze leerlingen zitten in het speciaal (basis)onderwijs of hebben een zogenaamd rugzakje (leerlinggebonden financiering).
Onder de naam „passend onderwijs” werkt minister Van Bijsterveldt van Onderwijs met het onderwijsveld aan een totaal nieuwe benadering voor deze leerlingen. Op dit moment kijken scholen vooral naar welke schoolsoort in het speciaal onderwijs een kind met (gedrags)problemen of een handicap het best zou kunnen gaan. Straks is het uitgangspunt dat gekeken wordt welke zorg het kind nodig heeft en waar die het best kan worden geboden. In Haagse termen: een omschakeling van aangebodgestuurd naar vraaggestuurd onderwijs.
De minister streeft ernaar om per 1 augustus 2013 een zorgplicht in te voeren voor schoolbesturen. Die zijn dan verplicht om te zorgen voor een passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte die op de school worden aangemeld of al staan ingeschreven. Hierdoor moet voorkomen worden dat er kinderen thuiszitten. De bedoeling is dat leerlingen zo lang mogelijk op de gewone basisschool of school voor voortgezet onderwijs blijven. Daarmee wordt voorkomen dat het speciaal onderwijs verder groeit.
Als een normale school niet aan de behoeften van het kind tegemoet kan komen, wordt in overleg met de ouders uitgezocht welke school in de regio dat wel kan.
In de nieuwe opzet verdwijnt het zogeheten rugzakje; de hoeveelheid geld die een zorgleerling krijgt toegewezen en waarmee de school waar de leerling naartoe gaat de benodigde extra zorg in de vorm van begeleiding door deskundigen inkoopt. In de nieuwe opzet krijgen de samenwerkingsverbanden waarin normale scholen en scholen voor leerlingen met een beperking samenwerken, het geld voor de begeleiding.