Smeking
1 Thessalonicensen 5:17
„Bidt zonder ophouden.”
Laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God. Ieder mens is zowel schuldenaar vanwege Gods barmhartigheden als vanwege zijn zonden. Hij die ondankbaar is voor hetgeen hij heeft gekregen, moet niet denken dat hij zal gedijen indien hij om nog meer vraagt.
Het gebed bestaat eigenlijk uit smeking. Het is een opzenden van onze begeerten tot God. Hierin mogen wij de handeling van het gebed opmerken, namelijk het opzenden van onze begeerten. Het gebed waarop God acht zal slaan, is dat gebed dat eerst met het hart wordt gedaan. Ik zal wel met de geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden. Het is een uitstorten van het hart voor God. De Geest Gods zweeft over de wateren van onze genegenheden. Dan worden zij voor de Heere uitgestort, evenals het water van Bethlehems bornput voor David. Vele malen komen onze gebeden als slijk uit een vat, maar ze zouden als water behoren te stromen. In het gebed zijn wezenlijke begeerten van hetgeen wij van God vragen. Die begeerten worden tot de Heere opgezonden. De mond moet niet meer uitspreken dan wat de begeerte van het hart is.
Thomas Boston, predikant te Etrick (Schotland)
(”Bidden zonder ophouden,” 1800)