Hemelvaart
Lukas 24:50
„En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen.” Wat is het een troost dat wij weten dat daarboven alles voor ons heerlijk in orde gebracht is! Zulk een troost opent ons het kostelijk hemelvaartsevangelie. Moede en mat van de reis als wij zijn, leidt ons de Ontfermer door Zijn genadewoord tot de bronnen des heils, en wij krijgen het in onze brandende dorst te smaken dat wij boven een vaderland hebben en dat wij daarheen onderweg zijn. Daar is het goudland, het land der levensstromen, het land der rust, der eeuwige blijdschap, het land van ongestoord genot, van volmaakte vrede, het land overvloeiende van melk en honing.
Wij trekken op om dit land te beërven, om te wonen in loofhutten, in die heerlijk vrije woningen, waarvan er daar zeer vele zijn, alle wel toebereid en van alles voorzien. Wat een vooruitzicht!
Dat dit alles waar is, dat betuigt ons het hemelvaartsevangelie, waarin wij de verhoging van onze Zaligmaker gedenken, de verhoging van onze Redder, onze Goël, onze Borg, onze enige Hogepriester, onze eeuwige Koning.
Laat dit ons moed geven, ons die hier beneden door zo menige storm bewogen maar al te vaak vrezen dat wij met schip en al in de golven van dit leven zouden kunnen omkomen. Laat dit ons sterkte geven, ons die het dagelijks aan de stok hebben met allerlei zonden en te vechten hebben met wereld, duivel en dood, en die in deze wereld zijn als schapen ter slachting, en veelmeer de vervloekten dan de gezegenden des Vaders schijnen te zijn. Evenwel hebben wij een zegen ontvangen volgens welke gezegd wordt: zij zijn gezegend, en zij blijven gezegend!
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (Dld.)
(”De gouden scepter toegereikt”)