Kerk & religie

Arthur Tappan Pierson was promotor van wereldevangelisatie

Zijn ouders vernoemden hem naar Arthur Tappan (1786-1865), een Amerikaanse strijder voor afschaffing van de slavernij die in New York woonde en werkte. In dezelfde stad kwam Arthur Tappan Pierson in 1837 ter wereld. Honderd jaar geleden, op 3 juni 1911, overleed hij.

L. J. van Valen
26 May 2011 08:46Gewijzigd op 14 November 2020 15:09
Pierson volgde Spurgeon in 1891 op als predikant van de Metropolitan Tabernacle in Londen. Foto RD, Anton Dommerholt
Pierson volgde Spurgeon in 1891 op als predikant van de Metropolitan Tabernacle in Londen. Foto RD, Anton Dommerholt

Als predikant kwam Pierson niet expliciet op voor het zwarte ras, zijn bediening was breder. Hij zette zich in voor de beweging van wereldzending en -evangelisatie. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa legde hij een niet-aflatende ijver aan de dag om zielen voor Christus te winnen.

De wortels van de familie Pierson gaan terug op Engelse puriteinen die in de zeventiende eeuw naar Amerika emigreerden. Arthur Tappan groeide op in een presbyteriaans gezin, kwam op dertienjarige leeftijd tot bekering tijdens een opwekkingssamenkomst in de plaatselijke methodistenkerk en studeerde in zijn woonplaats om predikant te worden. Tijdens de grote opwekking in 1857 was hij het instrument tot de bekering van velen. Drie jaar later werd hij voorganger in Binghampton in de staat New York. Daarna diende hij verschillende gemeenten, zoals die van de Waterfordkerk in New York van 1863 tot 1869 en die van de grote Fort Street Presbyterian Church in Detroit, Michigan, van 1869 tot 1882.

Pierson zag zijn roeping echter ruimer dan het pastoraat; hij voelde zich vooral betrokken op de massa die God niet kent. Hij beschouwde verstarde kerkelijke tradities als een hinderpaal om hen die buiten staan met het Evangelie te bereiken. Inspiratie voor zijn verdere bediening kreeg hij vooral door ontmoetingen met de Engelse evangelist George Müller uit Bristol, een man van gebed uit de kring van de zogenoemde Plymouth Brethern (de Engelse variant van de Vergadering van Gelovigen). Deze informeerde hem niet alleen over het gemeente-zijn van de Vergadering, maar opende ook zijn ogen voor onvervulde profetieën uit de Bijbel. Met betrekking tot de eindtijd koos Pierson voor het prechiliastische standpunt, wat betekende dat hij de wederkomst van Christus vooraf liet gaan aan de komst van een duizendjarig vrederijk. Ook kreeg hij moeite met de kinderdoop, hoewel hij zich vooralsnog niet liet overdopen.

Pierson ging vaak op preektournee, zowel in de Verenigde Staten als in Europa. Hij heeft meer dan 13.000 preken gehouden en ruim 50 boeken geschreven. Naar eigen zeggen werd zijn geloofsleven verdiept door contacten met de Keswickbeweging in Engeland. Deze beweging legde sterke nadruk op de noodzaak van volkomen overgave en toewijding aan God door de gelovigen. Tijdens de Keswick Convention in 1897 deed Pierson in het openbaar belijdenis van zijn zonden van ongeduld, trots en eigenwil. Hij getuigde van vervulling met Gods Geest die zijn bediening nieuwe impulsen gaf.

In Northfield in Amerika raakten toespraken van de Zuid-Afrikaanse predikant dr. Andrew Murray hem diep. Hierover schreef hij: „Nooit eerder zal ik zo duidelijk mijn voorrecht om steeds te mogen rusten op het Woord van God. Ik begon deze dag in het bewustzijn van de rust van het geloof en donderdagavond, tijdens de afscheidssamenkomst, verzegelde ik mijn nieuwe toewijding. Sindsdien is mijn motto: ”Dat God alles zij en in allen”.”

Met de Amerikaanse evangelist D. L. Moody, die vanuit Northfield werkte, stond hij toen al een aantal jaren op goede voet. Met hem zette hij zich in om aan de wereldevangelisatie gestalte te geven. In zijn boek ”The Crisis of Missions”, dat in 1886 van de pers kwam, wijst hij op de opdracht om de wereldzending eerste prioriteit te geven. Bij een oproep die hij enkele jaren later deed, legde hij de vinger bij de funeste invloed van het materialisme op het geloofsleven: eigen bezit en eigen parochie werden hoger geacht dan de toestand van de velen die buiten God en Christus leefden en voor eeuwig dreigden om te komen. „Waarom zou de kerk niet uitspreken dat de steun aan zendelingen net zo belangrijk is als het komen tot de tafel des Heeren, het bijwonen van de gebedssamenkomsten of het stipt bezoeken van de kerkdiensten?” Had de Schotse zendingspionier dr. Alexander Duff geen gelijk toen hij opmerkte dat „de kerk met de zending een spelletje speelt”?

Tot Piersons Engelse vriendenkring behoorde Charles Haddon Spurgeon (1834-1892). Voordat deze grote baptistenprediker in de herfst van 1891 Londen verliet om er niet meer terug te keren, deed hij een beroep op Pierson om hem te vervangen. Deze was op dat moment niet langer gebonden aan een gemeente. In december 1889 had hij voor het eerst in de Tabernacle van Spurgeon gepreekt. Niet iedereen was gelukkig met zijn komst, zeker niet nadat Spurgeon in Frankrijk overleed en hij als diens opvolger werd aangezocht. Een deel van de gemeente had liever de jonge zoon van Spurgeon, Thomas, die uit Nieuw-Zeeland was overgekomen. De prediking van Pierson stond hun niet aan. Daarbij kwam dat hij niet overgedoopt was. Dat laatste gebeurde in 1896 in Croydon door Spugeons andere zoon, James. Toen dit bekend werd, betekende dit het einde van Piersons bediening in de presbyteriaanse kerken.

De onrust in de grote Londense gemeente had voor een deel te maken met de andere koers die Pierson in de gemeente volgde. Spurgeon was een vurige Evangeliedienaar die weinig affiniteit had met nieuwerwetse methoden om zielen tot het geloof te bewegen. Met alle achting voor Pierson, Moody en andere moderne ”revivalists”, had hij toch moeite met hun gewoonten om aan het einde van de dienst zoekende zielen op te roepen om bij elkaar te komen in de zogenaamde ”inquiry room”. Hij hield vast aan de traditionele vorm van eredienst, waarin zangkoren en orgels geen plaats hadden.

Na twee jaar de gemeente in Londen gediend te hebben vertrok Pierson naar Bristol, om daar een levensbeschrijving samen te stellen van zijn vriend George Müller die in 1898 overleed. Zijn preekmethode en Amerikaanse aanpak hadden kennelijk in de Metropolitan Tabernacle echter wel invloed gekregen. Na zijn vertrek gingen Moody, F. B. Meyer en A. C. Dixon hier regelmatig voor. Hun prediking was arminiaans en van een andere inhoud dan die van Spurgeon en van zijn twee zonen.

Pierson was beslist geen liberale theoloog, eerder een fundamentalist, maar ook geen calvinist. Toen het liberalisme in de Engelstalige wereld toesloeg, publiceerde hij met enkele vrienden ”The Fundamentals”, een serie boekjes waarin de onfeilbaarheid van de Schrift en fundamentele waarheden tegen aanvallen uit de liberale hoek werden verdedigd. Hij zag een beweging opkomen die tot geloofsafval zou leiden. Het was tijd om de hand aan de ploeg te slaan en de strijd aan te binden tegen de geest van de eeuw, was zijn gedachte. Zo voelde hij zich genoodzaakt om op twee fronten actief te zijn: de verdediging van de klassieke waarheden binnen de protestantse kerken aan de ene kant en het benadrukken van de noodzaak van wereldzending aan de andere kant.

De negentiende eeuw staat bekend als de eeuw van de zending, maar in de tweede helft daarvan bespeurde Pierson een toenemende lauwheid onder de christenen. De tijdgeest speelde daarbij een belangrijke rol, waardoor het vuur om de heidenvolken met het Evangelie te benaderen getemperd dreigde te worden. De eerste Wereldzendingconferentie die in 1910 in Edinburgh werd gehouden, kwam mede voort uit zijn inspanningen, maar bereikte niet wat hem voor ogen stond. Latere conferenties vielen ten prooi aan de liberale theologie. De scherpe kantjes werden van het Evangelie gevijld ten gunste van een zogenaamde positieve denktrant die meer gebaseerd is op tolerantie dan op de antithese die de Bijbel verkondigt. In dat spoor wilde Pierson niet gaan.

Bemoedigend voor Pierson was de impact die de zending had op Korea. De opwekking die in 1907 in dit land plaatshad, bracht duizenden Koreanen op de knieën. Zo betrokken was Pierson op dit land dat hij zich beijverde voor de oprichting van de Pyongtaek Universiteit, die in 1912 van start ging. De opening van de universiteit maakte hij niet meer mee. Pierson overleed het jaar ervoor. Op zijn grafsteen is een open Bijbel afgebeeld met twee verzen erin gegraveerd die Piersons leven tekenen. De eerste is 1 Johannes 5:11: „God heeft ons het eeuwige leven gegeven, en dit leven is in Zijn Zoon” en Mattheüs 28:19: „Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.”


Het leven is mij Christus

„Ik ben elke avond bij de samenkomst voor zoekende zielen en voel dat wat ik daar mag ervaren onvoorspelbaar is. Ik heb me zojuist gerealiseerd wat de waarde van zielen is en wat het geheim is om dicht bij Christus te leven. Nu ben ik voortdurend en volkomen gelukkig. Christus openbaart Zich aan mij zo helder en nabij. Ik voel nu dat het leven mij Christus is en het sterven winst (Fil. 1:21). Hoe liefelijk is het om alles voor Christus te doen!”

(Uit het dagboek van A. T. Pierson, april 1858)


De hoogste tijd om wakker te worden!

„Het is voor de gelovigen de hoogste tijd om wakker te worden! Wat een ontzettende apathie en diepe ingezonkenheid is er in zaken van het geestelijke leven en van de overwinning van het geloof! Moest de belofte en het vooruitzicht van zulk een overwinning, en de verzekering van dit geluk niet inspireren tot en verzekeren van een leven van heiligheid! De Thessalonicensen bekeerden zich van de afgoden tot de levende God en wachtten zo de komst van Zijn Zoon uit de hemel af. Zij dienden Hem des te meer, omdat zij Hem verwachtten. Deze hoop vindt zijn weerslag op het geloof, de liefde en de gehoorzaamheid. Geen gelovige kan werkelijk geloven dat zulk een volkomen volmaaktheid van natuur, overwinning en liefde hem toekomt, zonder krachtiger, beter en heiliger te zijn in het vooruitzicht ervan. Aan het einde van de eerste brief aan de Thessalonisensen lezen wij de ongelooflijke uitdrukking van dit argument: „Onthoudt u van alle schijn des kwaads. En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Heere Jezus Christus. Hij Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal” (1 Thess. 5:22-24).

(Uit ”In Christ” van A. T. Pierson)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer