Bethesda
Johannes 5:2
„En er is te Jeruzalem aan de Schaapspoort een badwater, hetwelk in het Hebreeuws toegenaamd wordt Bethesda…” Hier te Jeruzalem wil de Heere ook een groot wonder verrichten, nadat Hij er zo veel in Galilea had verricht. Hij wil dat in Jeruzalem doen op dit jaarfeest. Omdat er nu vele ooggetuigen van het wonder op het feest waren, moest Hij dat wonder in het openbaar doen, opdat iedereen het kon zien en onderzoeken of er geen bedrog in het spel was.
Geen afgelegen hoek van de stad werd gekozen, maar een openbare plaats waar veel volk was. Hij wil het doen bij de Schaapspoort. Met die naam was die poort van Jeruzalem bekend die in het oosten van de stad lag, tegenover de tempel. Door die poort, zo menen sommigen, werden de schapen voor de offerdienst de stad ingebracht. En ten slotte beschrijft Johannes dit badwater met vijf zalen voor het gebruik door een menigte zieken, blinden en kreupelen. Zij wachtten op de beroering van het water.
In deze zalen komen dus mensen die door Gods hand bezocht zijn. Drie soorten kwalen noemt de evangelist als hij spreekt over blind geboren, kreupel en aan de voeten verminkt. Er waren nog vele andere ziekten waarom zij in deze zalen lagen op hun ziekbed en wachtten op de roering van het water.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)