Christelijke school Engeland verwerkt identiteit in alle vakken
Ze zijn klein en hun positie is vaak benard. Christelijke scholen in Engeland zijn echter overtuigd van hun bestaansrecht. „Niets is neutraal. Bij alles moeten we onderzoeken wat Gods leiding en bedoeling is.”
Een christelijke onderwijzersopleiding is er in Engeland niet. Tijdens de personeelsvergaderingen op Bradford Christian School wordt dan ook veel tijd ingeruimd voor bezinning op een christelijke invulling van het onderwijs. De school volgt het nationale curriculum (onderwijsprogramma), maar hanteert bij de behandeling van de lesstof een lijst met 21 kenmerken van Gods Koninkrijk.
De Christian Fellowship School in Liverpool heeft voor de basisschoolklassen een eigen curriculum ontwikkeld. „Het nationale curriculum is gefragmenteerd, zet de mens op een voetstuk, wordt door de economie aangestuurd en plaatst de wetenschap in het middelpunt”, zegt directrice Barbara Lord. „Wij willen dat de identiteit alle leerstof en activiteiten doortrekt. Dat gaat verder dan bij elk onderwerp op te merken dat God het zo heeft gemaakt. Bij elke les is gebed nodig, en een open houding van de docent om anders tegen een thema aan te kijken dan hij in het openbaar onderwijs geleerd heeft. Hij moet zich afvragen welke Bijbelse gegevens en welke waarden en normen op het onderwerp betrekking hebben en hoe Gods eigenschappen en bedoelingen, maar ook de gevolgen van de zonde erin te zien zijn. Dat geeft leerlingen een werkelijk christelijk perspectief op de wereld om hen heen.”
Wis- en natuurkundedocent John Greeves doet met een stapel liniaaltjes en verbindingspennetjes uit de doeken hoe de identiteit in zijn vakgebied gestalte krijgt. „Met deze veelhoeken (polygonen) kun je allerlei figuren maken, maar er is maar één onveranderlijke vorm bij: de driehoek. Zo uniek is Gods drie-eenheid. In veel wis- en natuurkundige wetten kun je Gods wondere werken aanwijzen.”
De aanpak van de Christian Fellowship School is geen gemeengoed binnen het christelijk onderwijs in Engeland. „Sommige scholen vinden dat alleen de uitstraling van de leraar belangrijk is”, zegt Lord. „Anderen zien een deel van de leerstof als neutraal. Dat past bij het regeringsbeleid om de Bijbelles en de waarden en normen los te zien van de rest van het curriculum. Ik ben ook zo opgevoed, dus ik moet me er voortdurend van bewust proberen te zijn; anders ontstaat er dualisme. Het is pijnlijk dat dat niet vanzelf gaat. Daarvoor is Bijbelstudie nodig, die soms tot een totale verandering van de lessen leidt. Niets is neutraal; trouwens, wie selecteert de zogenaamd neutrale feiten? Alleen wat in geloof wordt gedaan, is Gode welbehaaglijk, en bij alles moeten we onderzoeken wat Gods leiding en bedoeling is.
Om fragmentatie te voorkomen en leerlingen vanuit christelijk –ik spreek liever van christocentrisch– perspectief de samenhang tussen gebeurtenissen te laten zien, zou ik bij jongere kinderen liever in thema’s dan met vakken werken.” Sommige kleinere scholen doen dat al en de school in Liverpool probeert ook die richting uit te gaan.
„Het zal generaties duren voordat we een echt christelijk curriculum hebben, want er is een groot gebrek aan lesmateriaal waarin Gods eer in het middelpunt staat”, zegt Lord. „Werkgroepen van de Christian Schools Trust, de koepelorganisatie van christelijke scholen, werken aan eigen lesmateriaal. De leraren moeten het echter allemaal in hun vrije tijd doen. Noodgedwongen gebruiken we daarom gedeelten van het nationale curriculum. Soms vervangen we de hoofdstuk- en paragraaftitels om de kinderen op Gods hand in gebeurtenissen te wijzen.”
In het voortgezet onderwijs hanteert de Christian Fellowship School het nationale curriculum, zodat de kinderen worden voorbereid op het staatsexamen. „De ouders zouden niet accepteren dat we het anders zouden doen. De kinderen zijn door onze eigen invulling van het basisonderwijs echter al zo goed voorbereid dat ze zelf vragen stellen bij aspecten van de lesstof die met onze identiteit in strijd zijn.”
Zuidelijker in Engeland, in Shrivenham, bevindt zich het hoofdkantoor van Accelerated Christian Education (ACE), een internationaal programma dat zowel in thuisonderwijs als op scholen wordt toegepast. De initiatiefnemers ervan hebben ervoor gekozen ook voor de oudere leerlingen een christelijk curriculum te hanteren. „Dat kan omdat de overheid bijzondere scholen toestaat zelf examens samen te stellen”, zegt Arthur Roderick, die de Europese afdeling van de organisatie leidt.
Bijbelstudie heeft in het lesprogramma een belangrijke plaats en elke maand wordt een hoofdstuk van buiten geleerd door dagelijks verzen gezamenlijk op te zeggen. „De identiteit is niet iets extra’s, maar doortrekt alle vakken, niet alleen op de basisschool, maar ook in het voortgezet onderwijs. Dat is in het Engelse onderwijs veel uitzonderlijker dan in Nederland. Wij hebben geen minister-president als Kuyper gehad en de Britse kerken hebben onvoldoende in de gaten hoe de kinderen in het openbaar onderwijs door het seculiere humanisme worden beïnvloed.”
Karaktervorming staat hoog op de agenda. Aan de hand van de Bijbel zijn zestig karaktereigenschappen benoemd. Ook de uitgangspunten van het ACE-programma –leren op je eigen niveau, jezelf een bij jou passend doel stellen, goede begeleiding, voortdurend meten van resultaten– worden met een Bijbeltekst onderbouwd.
„Op deze christelijke scholen is de identiteit zo door alles heen geweven dat er geen tegenstelling is tussen de zondag en de doordeweekse dagen. En die tegenstelling zie ik wel bij de reformatorische leerlingen uit Nederland aan wie ik lesgeef”, zegt M. Mortimer-Treur, voorheen docente aan het Van Lodenstein College in Kesteren. De predikantsvrouw heeft een opleidingsinstituut waar ze groepjes Nederlandse leerlingen ontvangt om onder meer hun kennis van de Engelse taal bij te spijkeren. Daarnaast verzorgt ze lessen op reformatorische middelbare scholen in Nederland.
De wijze waarop de scholen, die vaak een evangelische achtergrond hebben, proberen hun identiteit gestalte te geven was niet het enige wat haar opviel toen ze in Engeland ging lesgeven. Ook de discipline trof haar. „Ik hoefde nooit om stilte te vragen. En het komt niet in de leerlingen op om niet te gehoorzamen.”
Dit voorjaar maakte een groep directeuren uit het reformatorisch onderwijs in Nederland kennis met de christelijke scholen in Engeland. Tijdens een lezing voor de groep trok dr. M. J. Kater, universitair docent in Apeldoorn, lessen uit het boek ”Practical Christianity” van bisschop J. C. Ryle: „Ons curriculum zal dienstbaar zijn als we Ryles aanbeveling volgen: Laat onderwijs een plaats hebben in uw gebedsleven, geef praktijkgericht les, spreek met gezag, heb de beginselen van Gods Woord lief. En vergeet niet, zo’n curriculum kan alleen door Gods genade werkelijk dienstbaar zijn, maar wij moeten doen wat we kunnen.”
Dit is deel 2 in een serie over christelijke scholen in Engeland.
Kwart van het normale salaris
Een verveloze blokkendoos biedt onderdak aan de Christian Fellowship School in Liverpool. De school staat op een heuvel. De grote ramen op de bovenverdieping bieden dan ook een schitterend uitzicht op de stad. De beide kathedralen steken er met kop en schouders bovenuit. Het prachtpanorama heeft overigens een keerzijde: „We kijken uit op het westen en zonneschermen zijn er niet. Kunt u nagaan hoe warm het hier kan zijn.”
Zonneschermen aanbrengen is er niet bij nu het gebouw aan het eind van zijn Latijn is. De school wacht op vervanging en moet zorgvuldig omgaan met zijn budget.
In sommige lokalen staat heel oud meubilair. Net als op andere Engelse scholen is het er rommelig en vol. Muren en deuren hangen vol Bijbelteksten en verwijzingen naar Bijbelse gebeurtenissen. Sommige muren zijn bedekt met kindertekeningen, van hoog niveau. Ook aan de leerresultaten ligt het niet dat het bestaansrecht van de niet-bekostigde christelijke scholen in Engeland soms heftig wordt bestreden.
De Christian Fellowship School, waarmee de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn al jaren leerlinguitwisselingen op touw zet, begon in 1981 in een huis bij een kerk en verhuisde naar een kerkelijk verenigingsgebouw. Liverpool was een wereldhaven waarin het marxisme en de arbeidersbeweging een prominente plaats hadden. „Het stadsbestuur was niet voor christelijk onderwijs. Maar we werken nu goed met de overheid samen”, zegt directrice Barbara Lord.
„Toen Liverpool geteisterd werd door rassenrellen, brandden de omliggende panden af, maar de school werd wonderlijk gespaard. Het was hier een paar dagen heel onveilig. Ik kon m’n huis niet uit.”
De school kreeg zijn gebouw na een aantal jaren cadeau. Uit de verkoop daarvan wist hij een groter pand te financieren.
De leerlingen komen uit een groot gebied. „De schoolpopulatie is zeer gevarieerd”, zegt Lord. „Een kwart van de leerlingen komt uit niet-christelijke gezinnen. Recent hebben we een moslimgezin toegelaten. Je moet er echter voor oppassen dat niet-christelijke kinderen hun christelijke leeftijdsgenoten beïnvloeden. Een ander probleem van de niet-christelijke gezinnen is dat ze met hun sociale problematiek bij de school komen omdat ze geen kerk hebben om op terug te vallen.”
De ouders betalen de school. „In vergelijking met andere onafhankelijke scholen vragen we echter weinig schoolgeld. Daar wordt wel eens misbruik van gemaakt: ouders kiezen dan voor deze school vanwege het lage bedrag en betalen ook niets meer dan dat, terwijl ze dat wel kunnen. Tijdens de toelatingsgesprekken proberen we de motivatie voor hun aanmelding duidelijk te krijgen, maar je weet niet altijd of de waarheid wordt gesproken.”
Vanwege het beperkte budget verdienen de docenten slechts een kwart van wat hun collega’s op de openbare scholen krijgen. Lord heeft daarom een huurhuis, wat in Engeland uitzonderlijk is.
Het bestuur heeft nu besloten de ruim veertig personeelsleden een kleine loonsverhoging te geven. Daarin wordt 40.000 pond geïnvesteerd. „Dat geld is er niet, maar we hopen dat de Heere erin zal voorzien. We hebben de afgelopen dertig jaar nog nooit schulden gehad.
We zullen dit gebouw over een paar jaar moeten vervangen. Dat kost een miljoen. Hoe dat moet, weten we niet: geld ontbreekt, maar deze school is Gods werk, dus we zitten er niet over in. Hij heeft in het verleden ook steeds voorzien.
We hebben bijvoorbeeld nog nooit meubelen gekocht. Dat is allemaal gekregen goed. In de kleutergroepen staat vrij nieuw meubilair: een van onze ouders zag dat een bedrijf het afdankte omdat het een beetje uit de mode was. Het kwam gratis hiernaartoe. Andere dingen die we nodig hadden, vonden we letterlijk bij de vuilnis.
In het ict-lokaal stonden grote, oude monitoren. In het gebed heb ik gezegd: „Ik wil niet ondankbaar zijn, maar mag hier iets komen dat er wat beter uitziet?” De volgende dag kreeg ik een telefoontje van iemand die wist dat een ziekenhuis tientallen computers met kleine flatscreens wegdeed. Ze zagen er nog prachtig uit. Die kregen we kosteloos.
Deze verhalen vertellen we ook aan de kinderen. Zo kunnen ze zien hoe het christelijk onderwijs wordt geholpen.”