Kerk & religie

Jong

Prediker 12:1

5 May 2011 07:17Gewijzigd op 14 November 2020 14:49

„Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen…”

Leert u de natuur niet uw ouders al vroeg lief te hebben en te zoeken hen te behagen? Nu zijt gij de hemelse genade deelachtig geworden, waarbij Gods genade u leert al vroeg de Heere te vrezen en te dienen.

Dat deed Jozef ook. Hij stelde de dienst van God niet uit tot zijn gezicht van ouderdom zou gerimpeld zijn. Hij dacht aan zijn Schepper in de dagen van zijn jeugd en de vreze Gods was al vroeg voor zijn ogen. Hij gaf daarvan een bewijs toen hij van de vrouw van zijn heer tot onkuisheid verzocht werd en hij tot haar zei: „Hoe zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God?”

Zo ook Josia. Hij was slechts zestien jaar oud. Hij was nog maar een jonge knecht toen hij begon te vragen naar de God van zijn vader David. In zijn twintigste jaar begon hij Juda te reinigen van de afgoden. Zo deed ook een Samuël, een Daniël, een Timotheüs en vele anderen. Zij gedachten aan God van kindsbeen af.

Laat ons deze voorbeelden door de jonkheid aangegeven, navolgen. Laat ons overdenken dat in onze schone, jonge jaren de vuile vlek van de zonden allerminst kan lijden.

Joos van Laren, predikant te Vlissingen

(”Predikaties over bijzondere teksten”, 1670)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer