Pralines, bloedpanch en patattenzakken

Terwijl Vlaanderen meer Nederlanders dan Duitsers, Britten en Fransen op bezoek krijgt, scoort Brussel bij ”den Hollander” belabberd laag. Hardnekkige clichés achtervolgen de Belgische en Europese hoofdstad. Te Frans, druk, saai. Een bezoek brengt de andere waarheid aan het licht.

Willem H. Smith
6 June 2003 14:19Gewijzigd op 14 November 2020 00:21
Een rij ondeugende mennekens aan de ketting. - Foto RD¶
Een rij ondeugende mennekens aan de ketting. - Foto RD¶

Manneken Pis ontloop je niet. Het blote ventje laat zich als lollie likken (anijs-, cola- of sinaasappelsmaak) of als replica (naar believen in chocola of beton) mee naar huis nemen. Omdat het laatste soms iets te enthousiast gebeurt, legde een eigenaar van een souvenirwinkel een rij ondeugende plassertjes aan de ketting.

De meeste toeristen laten zich alleen kieken met Brussels beroemdste burger, die brutaal een wereldrecord in stand houdt. Om de foto wat minder grijs uit te laten vallen hijst Jacques Stroobants iedere zaterdag het bronzen kereltje in een kleurrijk kostuum. De garderobe van de ”aankleder” bestaat inmiddels uit meer dan 600 pakjes en hangt in het Broodhuis op de Grote Markt.

Kleine Julien bestond ooit echt, vertelt gids Claude Janssens. Hij beging echter de fout dat hij tegen de woning van een heks waterde. De feeks bluste haar boosheid door hem direct te verstenen en veroordeelde het kind tot een onophoudelijke hoge nood. Naar verluidt: 1,1 liter per minuut.

De Orde der Vrienden van Manneken-Pis, die sinds 1985 het imago van ”Menneke-Pis” hoog probeert te houden, bazuint een heldhaftiger legende rond. In 1142 nemen twee vazallen de wapens op tegen hun leenheer Godfried III, op dat moment nog een baby. De moeder van de piepjonge hertog roept de hulp van de graaf van Vlaanderen in. Deze wil vechten, maar het kind moet wel mee ten strijde. Op het slagveld bungelt de wieg aan een tak van een eik. De strijd lijkt een verloren zaak. De soldaten vatten echter plotsklaps moed als ze het jochie, rechtopstaand in de wieg, een plas zien doen. Enfin, de fontein op de hoek van de Eikstraat en de Stoofstraat verwijst nog altijd naar die glorieuze overwinning.

Bloedworst
Brussel kent nog andere illustere gezelschappen, zoals de Makkers van het Witloof en de Orde van de Bloempanch, die ervoor waken dat gastronomische specialiteiten van de Belgische hoofdstad het hoofd kunnen bieden aan de ”vreetschuren” rond de Grote Markt. Laatstgenoemde club wil bloedworst op de kaart houden, een voedzaam gerecht bij het noemen waarvan niet iedereen verlekkerd over zijn buik zal strijken.

Een rondgang door de binnenstad leert dat de ”kiekefretters” (de minder flatteuze bijnaam voor Brusselaars) meer doen dan kippen afkluiven. Ze kunnen heerlijk koken. Dankzij de combinatie van hoofdstad, hofstad, regeringsstad en Europees centrum komt in Brussel de hele wereld op tafel.

Snoepers komen eveneens aan hun trekken. Op elke hoek van de straat is wel een banketbakkerij te vinden, waar taarten, gebakjes, koekjes, chocolaatjes en pralines verleidelijk op nepzilveren schaaltjes liggen. „Men kan beschaamd zijn ze op te eten, maar ze zijn schandalig lekker”, weet een madam. In de winkels van Neuman, Wittamer en Pierre Marcolini loopt het water je uit de mond. Wie de verlokkingen van al deze lekkernijen niet kan weerstaan, stapt even later met een kleurrijk kartonnen doosje naar buiten.

Josse Snackers behoort al een halve eeuw tot het leger zoethouders. De gepensioneerde pralinemaker vult in het Museum van Cacao en Chocolade (aan de Grote Markt) bedreven chocoladebonbons met crème, marsepein of likeur. Elke bezoeker wacht een „aangenaam proevertje.”

Trendy mode
Een rondgang door de tot voor kort verpauperde Dansaertwijk leert dat je ook met enkele meters stof, spelden en een schaar creatief alle kanten op kunt. De ene na de andere modeontwerper is er een winkel begonnen. Linda Van Waesberge toont de soms trendy etalages in ijltempo, waarbij ze kwijt wil dat Brussel stukken veelzijdiger is dan Antwerpen. Het aanbod biedt een mix van extravagant tot sober ingetogen, waarbij prijzige ”patattenzakken” evenmin ontbreken.

Stijl, dé zaak die uitsluitend Belgisch topdesign verkoopt, duidt hip op de ”uitstalramen” het aantal vierkante meters per ontwerper aan. De collectie van Dries Van Noten neemt er dertien in beslag, die van Anke Loh slechts één. Verderop, aan de Nieuwe Graanmarkt, vlakbij de protestantse kerk, is het atelier van Christophe Coppens, waar ze zowel aardige hoeden als macabere poppenhuizen maken. Even buitenissig zijn de verzinsels van Aleksandra Paszkowka (Y-dress), waarbij de ”instant-bruidsjurk” (een opvouwbaar koopje voor 250 euro) en vacuüm verpakte T-shirts het beeld bevestigen dat op modegebied niets te dol is.

Rond het Sint-Goriksplein werd Brussel geboren. Het vereist enige fantasie om je een voorstelling van de stad anno 979 te maken, maar denkend aan het huidige Brugge zet zich het volgende beeld op het netvlies vast: een bruggetje, een aanlegsteiger, een markt omringd door enkele houten huizen. En een burcht, want ”Bruoscella”, zoals deze moerassige voorpost van het Heilige Roomse Rijk der Duitse natie toen heette, moest de oude handelsweg tussen Keulen en Engeland bescherming bieden.

Ondergronds
In ”Brussel in de Kijker”, een nieuw ”expospektakel” in de kelders van de Sint-Hubertusgalerijen, wijzen bloeiende irissen erop hoe de nederzetting zich in de tiende eeuw op een zompig plekje wortelde en ontwikkelde. De elegante voorloper van de shopping-mall gold in 1847 overigens als de grootste van Europa. Karl Marx flaneerde door dezelfde overdekte binnenstraat waar toeristen nu ongeveer een uurtje en 9 euro kunnen uittrekken voor een interactieve dwarsdoorsnede van de stad. Bovengronds zijn hier en daar nog resten van de oude omwalling zichtbaar, maar de grachten zijn gaandeweg gedempt en de Zenne werd overkoepeld of verlegd. De zee kon vroeger zelfs via dit riviertje net de Vismarkt aanraken.

Een andere ondergrondse attractie is bereikbaar via het Museum van de Dynastie, sinds 1992 gevestigd in Hotel Bellevue. De bezoeker is dan inmiddels in de deftige bovenstad beland, waar paleizen en parken het beeld bepalen. Wie op de Coudenberg, enkele meters onder het Koningsplein, de trappen afdaalt, hoort boven zich het ”piekuurgedaver”, maar bevindt zich wel op de grootste archeologische opgraving van West-Europa, de plek waar de ridderorde van het Gulden Vlies zijn oorsprong had.

Hier rusten de resten van het paleis van keizer Karel V, dat er volgens schilderijen indrukwekkend uitzag. Tot 1731, want in dat jaar viel er in de keuken een pannetje van het vuur en ging het laatmiddeleeuwse hofcomplex in een mum van tijd in vlammen op. Enkele muren van de kapel en de fameuze Magna Aula van Filips de Goede staan nog overeind en werden bij recente graafwerkzaamheden blootgelegd. „Het was een van de mooiste vorstenverblijven van Europa”, vertelt de gids.

Karel van Lotharingen schoof in 1775 het ”verbrand hof” onder de grond en bouwde er zijn residentie bovenop. Midden op het huidige witte plein, omringd door acht neoklassieke herenhuizen, stond de protestantse Oostenrijkse landvoogd op een sokkel. Na de Franse Revolutie veroverde de kruisvaarder Godfried van Bouillon echter die plek.

Reuzenoor
De eerste koning van Jeruzalem blikt fier over de Kunstberg. Daar draait het reuzenoor van Alexander Calder speels om z’n as. Daar biedt ook ”Old England”, een staaltje van opmerkelijke art nouveau, onderdak aan de toonaangevende collectie van het Muziekinstrumentenmuseum (7000 objecten!).

Vanaf het dakterras is het hoogteverschil van zo’n 40 meter tussen het Koningsplein en de Grote Markt goed te zien. Aan de horizon glinstert het Atomium, dat volgend jaar vanwege een fikse opknapbeurt voor publiek gesloten zal zijn. De ”Eiffeltoren van Brussel”, een overblijfsel van de wereldtentoonstelling in 1958, stelt een 150 miljard maal vergrote ijzeratoom voor.

Freddy Thielemans is opgegroeid aan de voet van het gevaarte, maar brengt nu zijn dagen door in een andere blikvanger: het gotische stadhuis. Dat hij als burgemeester van Brussel gelooft in de schoonheid van de dingen des levens, daarvan getuigt zijn met kunst en antiek ingerichte werkkamer. Terwijl het rumoer van de Brussels Jazz Marathon op de markt binnen nog vaag klinkt, leidt de bourgondische stadsbestuurder zonder plichtplegingen z’n Nederlandse gast door zalen en kamers rond de ”binnenkoer”. Prachtige wandtapijten, schilderijen van het oude Brussel en de nu onzichtbare Zenne, bustes van notabelen: alle memoreren ze de rijke historie van de Brabantse stad die zich, volgens hem, niet meteen bloot geeft. „Brussel moet je ontdekken. Zelfs voor degene die de stad meent te kennen, zijn er tal van onbekende plekjes.”

Grote inktpot
De Grote Zavel is typisch zo’n wijk om lekker rond te snuffelen. Het wemelt er van de antiek- en brocantewinkels, waarvan sommige met een opvallend specialisme. Daniel Traube in de autovrije Rollebeekstraat is bijvoorbeeld expert in oude wandelstokken, die ooit speciaal gekweekt werden. „In Frankrijk beschikte een bepaald bedrijf in het begin van de negentiende eeuw over meer dan 200 hectaren, waarop meer dan 4 miljoen wandelstokken groeiden.”

Op het Vossenplein in wijk de Marollen zul je sporadisch „zwaar” (echt) antiek aantreffen. De vlooienmarkt in de Brusselse Jordaan is elke ochtend een santenkraam waar oude schoenen, overjarige lampenkappen en vergeelde boeken voor een grijpstuiver te koop zijn. Vandaag probeert een handelaar zelfs een Nachtwacht te verpatsen. Het bod van een potentiële klant is zo laag, dat hem nog net niet de huid wordt vol gescholden.

Wie voor ”skieven architek” wordt uitgemaakt, heeft het bij de Brusselaars heel bont gemaakt. Joseph Poelaert, architect van het Justitiepaleis, was in hun ogen zo iemand en geschikt voor het ”zottenhuis”. Voor ”de grote inktpot”, zoals Victor Hugo het megalomane bouwwerk spottend aanduidde, werden in 1866 namelijk heel wat arbeiderswoningen platgewalst. ’s Werelds grootste gerechtsgebouw telt maar liefst 300 zalen en komt anno 2003 uitstekend van pas voor het Belgische megaproces tegen 23 verdachte al-Qaida-terroristen.

De graven van Egmont en Hoorne werden in 1568 onrechtvaardig veroordeeld. De hertog van Alva liet hen boeten (onthoofden) voor de fameuze geuzenbanketten die plaatshadden in het Egmontpaleis. Hun standbeeld in Park Kleine Zavel wordt onder andere geflankeerd door oude bekenden als Willem de Zwijger en Marnix van Sint Aldegonde, wiens beeld halverwege de Hoogstraat ook nog een gevel siert. Alleen al het feit dat de vermoedelijke vader van het Nederlandse volkslied hier woonde, moet Hollanders spoorslags naar Brussel doen afreizen.

Meer informatie over Brussel: Toerisme Vlaanderen & Brussel, 070-4168110, verkeersbureau@toerisme-vlaanderen.nl of www.toerisme-vlaanderen.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer