Een 89-jarige promoveert op bewogen priester
NIJMEGEN – Promoveren op je 89e? Drs. Gerrit Deems uit Nijmegen bewijst dat het kan. Met doorzettingsvermogen en overtuigd van het belang van zijn onderwerp verdedigde hij dinsdagmiddag in Nijmegen een proefschrift over de rooms-katholieke priester Alfons Ariëns. „We hebben ascese nodig in deze tijd van welvaart en genotzucht.”
Met enige nuchterheid beziet hij de voltooiing van zijn studie. „Anderen hebben mij ertoe aangezet nadat ik voor een boek met dit onderwerp bezig was geweest. Ik heb, na diverse functies in het maatschappelijk werk, de studie filosofie afgerond aan de Vrije Universiteit en vervolgens theologie gedaan aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Zo kwam mijn dissertatie over de sociale leer van Ariëns tot stand.”
In zijn proefschrift ”Een andere ‘Ariëns’. De doctrina socialis van dr. Alfons Ariëns (1860-1928)” (uitg. Van de Berg, Almere) beschrijft Deems het leven en werk van Alfons Ariëns, priester van het aartsbisdom Utrecht, vooral bekend als maatschappelijk hervormer.
„Ariëns zag tijdens zijn studie in Rome de wantoestanden in de volkswijken en de vreselijke kinderarbeid in de zwavelmijnen en steengroeven van Sicilië. Terug in Nederland kwam hij in Enschede dezelfde sociale ellende tegen. Hij liep in de arbeiderswijken De Krim en Sebastopol aan tegen uitwassen van onrechtvaardige systemen: de ijzeren loonwet, de slechte behuizing, kinderarbeid en kindersterfte en drankverslaving.”
Vooral dat laatste zag Ariëns als een belangrijk punt. „Alcoholisme was in die tijd al een mondiaal probleem”, aldus Deems. „Nederland exporteerde miljoenen liters jenever naar West-Afrika en zorgde daar voor veel ontwrichting. Arbeiders in Nederland ontvluchtten in de drank hun ellende. Ariëns pakte het drankprobleem niet alleen geestelijk maar ook deskundig aan en drong aan op praktische maatregelen en voorlichting.”
De priester richtte in 1889 een rooms-katholieke arbeidersvereniging op, die hij in 1891 omvormde tot de eerste rooms-katholieke vakbond in Nederland (voor Twentse fabrieksarbeiders). Ariëns stond aan de wieg van vijf tijdschriften: De Katholieke Werkman, Unitas, De Kruisbanier, Sobriëtas en Bonus Miles. De eerste twee hadden de arbeidersbeweging tot onderwerp, de derde en vierde de drankbestrijding. Het laatste tijdschrift was bestemd voor priesters.
Ariëns stelde maatschappelijke thema’s aan de orde die een rol zouden spelen in de encyclieken ”Rerum Novarum” (1891), ”Gaudium et Spes” (1965) en ”Centesimus Annus” (1991). „Hij was zijn tijd ver vooruit. Ariëns zag een nauw verband tussen maatschappij en godsdienst. Zonder ingrijpende veranderingen van de samenleving zou er geen gezonde maatschappij mogelijk zijn. Maar zonder de godsdienst zou men daarin niet slagen. Vandaar dat hij grote nadruk legde op de missie. Niet om de roomse leer te verbreiden, maar om de bewogenheid van Christus te laten zien in het sociale leven.”
Deems typeert Ariëns als voorloper van de maatschappelijke en godsdienstige emancipatie van de rooms-katholieken, net zoals Schaepman dat was in politiek opzicht. „In die zin lijkt hij op de rode gereformeerde dominee A. S. Talma. Ariëns was een orthodoxe en progressieve priester en juist in die paradoxale combinatie is hij groot geweest. Hij was verguisd in eigen kring, maar aan het eind van zijn leven vond hij steeds meer erkenning. Vergeet niet dat hij de emancipator is geweest van de rooms-katholieke vrouwen. Hij heeft bijgedragen aan intellectuele bewustwording van deze groep.”
Het actuele belang van Ariëns ziet Deems vooral in diens ascese, een leven in soberheid. „Hij bepleitte een leven van onthechting en concentratie op het geestelijke, tegenover het opgaan in materialisme en genotzucht. Dat laatste zien we vooral in onze tijd.”
Deems heeft het ‘rijke roomse leven’ tussen de twee wereldoorlogen van nabij meegemaakt. „Het rooms-katholieke leven bloeide op, maar na de Tweede Wereldoorlog was het daarmee weer gedaan. Toch is de Rooms-Katholieke Kerk altijd een betrekkelijk kleine kerk geweest. Tot aan de twintigste eeuw waren wij altijd tweederangsburgers. Maar de Rooms-Katholieke Kerk is altijd vitaal geweest, en dat geldt ook nu, ondanks de kerkverlating. We hebben in de geschiedenis wel vaker een opleving gezien. Daarom is mijn advies: bouw nieuwe kerken niet te groot, maar vooral ook niet te klein.”
Veel kennissen, vrienden en collega’s verwachtte Deems niet tijdens zijn promotie. „Ik kom uit een gezin van tien kinderen. Ik was op een na de jongste, maar ben de enige die nog leeft. Mijn vrouw is overleden. Aan haar heb ik mijn proefschrift opgedragen.”