„…werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.” Met een weinig troost van zichzelf begint een mens te zeggen: Heere, mijn gebeden, mijn bekommeringen en vasten kunnen de zaligheid niet verdienen. Nu wat doet God? Hij zegt tot zo’n ziel: Ga heen en beproef het dan. Doe uw best en beproef al de middelen die gij kunt bedenken. Zie wat gij kunt doen. Zie of gij uw consciëntie kunt genezen en de verdorvenheden van uw hart kunt ten onder brengen met uw gebeden en bekwaamheden.

Als de ziel hiervan een proef genomen en zich afgemat en vermoeid heeft, bevindt hij eindelijk dat al de middelen die hij gebruikt hem niet kunnen geruststellen. De Heere wil zijn gebeden niet beantwoorden, noch aan zijn begeerten voldoen. Eindelijk zegt die ziel: Ik zie dat een goddeloze dronkaard de verzekering van liefde heeft gekregen. Hij leeft getroost, maar ik heb geen vrede. Dat komt omdat de dronkaard niets in zichzelf zag. Hij verwachtte ook niets van zichzelf.

Thomas Hooker, predikant te Hartford (VS)

(”De heilzame wanhoop”, 1678)