Lang leve de kleine partijen
Kleine partijen vallen soms jarenlang nauwelijks op. De opgeschoten jongens en meisjes, zoals CDA, PvdA en VVD, domineren het speelveld en de kleintjes staan onthand terzijde. CPN? SGP? GPV? Ach, leuk als decors aan de zijlijn, maar voor het verloop van de wedstijd irrelevant.
Dat was bijvoorbeeld het geval tijdens het tweede paarse kabinet, toen PvdA, VVD en D66 met zijn drieën 97 Kamerleden in stelling konden brengen. Zelfs als in die fracties de griep toesloeg, kwamen zij bij de stemming over een wetsontwerp nog niet in problemen.
En wat te denken van het kabinet-Lubbers III? Steunend op maar liefst 103 volksvertegenwoordigers vormden CDA en PvdA samen een haast onneembaar bastion. Voor zo’n coalitie zijn de kleintjes geen partij.
Maar er zijn ook andere tijden. Tijden waarin kleinere partijen in de landspolitiek wel degelijk een rol van betekenis spelen. Dat was bijvoorbeeld het geval tijdens het eerste paarse kabinet. Die ministersploeg steunde weliswaar op een royale 92 Kamerzetels, maar spannende situaties konden ontstaan als een van de coalitiefracties een bepaald kabinetsplan niet steunde. Dan kwamen de kleintjes in beeld. En wat voor een kleintjes! Behalve GroenLinks, SGP, RPF en GPV waren daar ook nog de SP (2 zetels), de CD (3 zetels), het AOV (6 zetels, maar later uiteengevallen in drie verschillende clubjes) en de Unie 55+ (1 zetel). Dat leidde tot een boeiend, maar onoverzichtelijk speelveld en tot onvoorspelbare uitkomsten.
Kleintjes kúnnen gewicht in de schaal leggen. Bijvoorbeeld als zij onmisbaar zijn om een stabiel kabinet te vormen. In Balkenende II participeerde het toen betrekkelijk kleine D66 (6 zetels). In Balkenende IV blies de ChristenUnie (toen eveneens 6 zetels) haar partijtje mee.
En ook nu bevinden we ons in een tijdperk waarin kleintjes onmogelijk genegeerd kunnen worden. De Kamerverkiezingen van 2010 leidden tot een versnipperd politiek landschap, tot een voor Nederland uniek minderheidskabinet én tot een al even unieke wippositie van een minigroepering, namelijk de tweekoppige SGP-fractie. Een wippositie die wellicht straks, na de verkiezing van de Senaat, nog betekenisvoller wordt.
Het is daarom onterecht als kiezers met dedain spreken over kleine partijen. Hoezo zou een stem op een kleine partij een weggegooide stem zijn? Soms is het omgekeerde het geval en heeft een kleine partij meer invloed dan een grote.
Ze moeten je maar net nodig hebben! Als een achterpad achter een huizenblok opgehoogd moet worden, en één van de twintig bewoners daar bezwaar tegen heeft, zit hij in spilpositie. „De straat ophogen? Ik betaal alleen mee als er geen trottoirtegels, maar mooie rode klinkers gebruikt worden.”
En zoals kiezers best eens wat meer waardering voor de kleintjes mogen hebben, zo zouden ook bestuurders wel eens wat respectvoller met het politieke grut mogen omgaan. Districtenstelsels, hogere kiesdrempels of een kleinere Tweede Kamer (zoals door het huidige kabinet bepleit): met regelmaat lanceren landsregeringen voorstellen die als doel of als bijwerking hebben dat de kleintjes het veld moeten ruimen.
En waarom toch? Om het Haagse besluitvormingsproces te bespoedigen? Dat is een drogredenering. Als er ergens politici zijn die zich niet verliezen in geneuzel over details, dan vind je die in kleine fracties, die vanwege hun omvang wel gedwongen worden zich tot hoofdlijnen te beperken.
Voeg daarbij het gegeven dat kleine partijen niet zelden de kundigste politici afleveren en een zodanig hechte band met hun achterban hebben dat zij als geen ander laten zien dat de veelbesproken kloof tussen kiezer en gekozene wel degelijk te dichten valt.
Kleine partijen destabiliseren het landsbestuur niet, maar verstevigen eerder het fundament ervan. Was de ChristenUnie in Balkenende IV in plaats van de door sommigen gevreesde risicofactor niet juist de betrouwbaarste partner? En is het niet opvallend hoe beheerst de SGP tot nu toe met haar spilpositie omgaat?
Daarom, laat Nederland zijn veelkleurige democratie koesteren en niet voortdurend zo jaloers kijken naar landen met een tweepartijenstelsel. Waarom steeds die ”weg met ons”-mentaliteit? Als er iets weggegooid moet worden, dan het voorstel om de Tweede Kamer te verkleinen.
Lang leve de kleine partijen!