De rust van het augustijnenklooster in Dordt
Een van de meest historische plaatsen in Dordrecht is het Hof. Ongeveer 300 jaar lang, van 1275 tot 1572, bevond zich op dit terrein een augustijnenklooster. Herman A. van Duinen schreef er een boek over. „De kerkgeschiedenis van Dordrecht begint niet bij 1572, toen de stad koos voor het calvinisme. Ook in de middeleeuwen werd hier het Evangelie verkondigd.”
Het binnenplein van het Hofcomplex –het pandhof– is omringd door gebouwen. Enkele poortjes vormen een doorgang naar het centrum van Dordrecht. De verstilde sfeer van vele eeuwen terug komt hier op de bezoeker af. Toch is een groot deel van de bebouwing niet meer dan enkele eeuwen oud.
Herman A. van Duinen, broer van de overleden kinderboekenschrijfster Sjanie van Duinen, heeft een grote belangstelling voor met name de middeleeuwse geschiedenis van Dordrecht. Voor de Historische Vereniging Oud-Dordrecht schreef hij als jaarboek 2010 het boek ”Een augustijnenklooster van aanzien. Conventus sancti augustini Dordracensis 1275-1572”. Het is niet zijn eerste publicatie. Eerder schreef hij onder meer over de Dordtse Grote Kerk, die zijn grote liefde heeft.
Op het binnenplein van het voormalige klooster wijst Van Duinen de gebouwen een voor een aan. Eerst de Augustijnenkerk, die met de voorgevel aan de Voorstraat staat en die in 1773 in neoclassicistische stijl werd vernieuwd. Hier preekten augustijner monniken in de volkstaal en trokken op die manier drommen mensen. Kerkgangers kwamen het gebouw binnen via een kleine deur in de poort aan de Voorstraatzijde, de lekeningang.
In 1572 ging de kerk over naar de Reformatie. Volgens stadsgeschiedschrijver Matthijs Jansz. Balen (1611-1691) gebeurde dat op zondag 27 juli. Tot op de dag van vandaag worden er in de kerk protestantse erediensten gehouden.
Aan de andere kant van het plein bevindt zich nog een deel van de voormalige kloostergebouwen: de refter (eetzaal) en het dormitorium (slaapzaal). In de refter, nu Statenzaal geheten, had van 19 tot en met 23 juli 1572 de eerste vrije Statenvergadering van Holland plaats. Na de verovering van Den Briel in april 1572 koos een groot aantal Hollandse steden voor de opstand tegen Spanje. Om het verzet te bundelen, werd een vergadering gehouden in Hollands oudste stad. De afgevaardigden besloten prins Willem van Oranje als stadhouder aan te stellen. Hiermee werd de grondslag gelegd voor een onafhankelijke Nederlandse staat, die zijn bekroning zou vinden in de Unie van Utrecht (1579). In diezelfde refter hielden in 1574 de Hollandse gereformeerden samen met de kerken van Zeeland een provinciale synode.
Toch is van het oorspronkelijke kloostercomplex niet meer meer over. De kloostergang om de binnenplaats, die de kloosterlingen toegang bood tot alle ruimten van het complex en waar zij konden mediteren, is verdwenen. De oostelijke kloostergang werd al in 1587 afgebroken, in 1640 volgde de zuidelijke en in 1782 de noordelijke en de westelijke kloostergang. Op de oude fundamenten liet de diaconie van de hervormde kerk, die inmiddels eigenaar was geworden, opnieuw gebouwen optrekken. Dat betekent dat het grootste deel van de huidige bebouwing uit de achttiende en de negentiende eeuw stamt. Er is overigens nog wel iets dat aan het oude klooster herinnert. In de westgevel bevinden zich opgemetselde poeren die de plaatsen van de steunberen aangeven. „De sfeer is er een van stilte en oudheid, waardoor je jezelf tóch in de middeleeuwen waant”, zegt Van Duinen.
De kloostertuin achter het voormalige klooster werd in 2008 vernieuwd en verdeeld in twee verhoogde grasvelden. Van Duinen hoopt dat hier nog eens een echte kloostertuin zal komen.
Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten en was in die tijd de grootste en snelstgroeiende stad van Holland. Waarschijnlijk heeft het stadsbestuur de augustijnen gevraagd zich in Dordrecht te vestigen en werd de grond voor het klooster geschonken door graaf Floris V. De monniken, die de oorsprong van hun orde terugvoerden op de kerkvader Augustinus, verkondigden het Evangelie in de volkstaal en waren mede daarom zeer gezien bij de bevolking. In de Nederlanden bevonden zich zes augustijnerkloosters. Dordrecht (1275) was na Maastricht (1254) de tweede vestigingsplaats in de Noordelijke Nederlanden.
Van Duinen geeft aan dat het Dordtse klooster in de middeleeuwen veel geleerden telde en een eigen koers voer, waardoor het wel eens in botsing kwam met de overheid. Er is zelfs sprake van geweest dat het klooster moest sluiten. „De geleerde augustijner monniken in Dordrecht waren in de middeleeuwen soms echte vrijbuiters”, aldus Van Duinen.
Er zijn verhalen in omloop dat Hendrik van Zutphen (1488-1524), die rond 1517 prior van het klooster was, de Reformatie heeft bevorderd. Daarmee zouden de eerste tekenen van de hervorming in de Nederlanden zich hier in Dordrecht hebben voorgedaan. Van Duinen verwijst deze verhalen naar het rijk der fabelen. „Hendrik van Zutphen was bezig het klooster te reformeren volgens de oorspronkelijke augustijnse tradities en niet naar de leer van Luther. De bekende historicus G. J. D. Schotel noemt in een van zijn werken vier monniken uit Dordrecht die lutherse sympathieën hadden. Hij nam aan dat het om augustijner monniken ging die onder invloed van Van Zutphen stonden –Luther was per slot van rekening ook een augustijner monnik– maar dat was niet het geval. Onderzoek heeft aan het licht gebracht dat het om minderbroeders ging, die ook een klooster hadden in Dordrecht. Helaas kan Hendrik van Zutphen niet de man genoemd worden die de basis voor de Reformatie in Dordrecht gelegd heeft.”
Het is wel zo dat Hendrik van Zutphen na zijn priorschap in Dordrecht theologie heeft gestudeerd bij onder anderen Maarten Luther in Wittenberg. Daarna werd hij prior van het augustijnenklooster in Antwerpen. Vanwege zijn lutherse prediking werd hij daar in 1522 gevangengenomen. Hij wist echter te ontsnappen naar Bremen, waar hij nog bekendstaat als ”de reformator van Bremen”. In 1524 is hij door tegenstanders van de Reformatie op een gruwelijke manier om het leven gebracht.
Tussen 1525 en 1533 waren er, aldus Van Duinen, monniken van het Dordtse augustijnenklooster die met Luther sympathiseerden, daarna werd het stil. Van 1533 tot 1572 werd niets meer vernomen over ‘ketterse’ broeders in het Dordtse klooster. In 1572 verschenen de watergeuzen voor de poorten van Dordrecht. Na de eerste vrije Statenvergadering in juli 1572 was het klooster in handen van het stadsbestuur gekomen en zochten de monniken een goed heenkomen, waarschijnlijk naar een van de steden in de zuidelijke Nederlanden.
Een les die Van Duinen van de bestudering van de geschiedenis van de middeleeuwen heeft geleerd, is dat de kerkgeschiedenis niet pas in 1572 begint. „In de gereformeerde gezindte doet men het wel eens voorkomen alsof er in de middeleeuwen op geestelijk gebied niets goeds te vinden was. Maar in die tijd waren er tal van goede predikers, ook in de periode vlak voor de Reformatie. Zij bleven in de kerk, maar preekten een rechte leer. De franciscaner monnik Tileman Spengenberg, die omstreeks 1500 leefde, verklaarde bijvoorbeeld dat Christus de enige Verlosser was, zodat vertrouwen op Hem voor het ware geloof te houden was. Pastoor Gellius Faber preekte omstreeks 1510 in Friesland in evangelische zin en ging daar tientallen jaren mee door, totdat hij naar elders moest uitwijken. De kerk heeft altijd zijn hoogte- en dieptepunten gekend. Een grote opleving had plaats omstreeks 1520 onder invloed van de geschriften van de augustijn dr. Maarten Luther. Deze opleving zorgde tevens voor een kerkscheuring, waarna er helaas nog veel scheuringen binnen de protestantse kerk zouden volgen.”
Van Duinen vindt dat er ook nu ten opzichte van de Rooms-Katholieke Kerk misverstanden bestaan. „Ik ben het niet eens met de leer van die kerk, maar ik wil er tegelijkertijd op wijzen dat een toenemend aantal rooms-katholieken zich tegenwoordig concentreert op de Heilige Schrift. Toen ik nog maar net bezig was met mijn onderzoek kwam ik in 2003 in contact met de augustijner pater dr. Martijn Schrama, die deel uitmaakt van het Provincialaat van de Orde der Augustijnen in Utrecht. Tijdens de eerste ontmoeting vertelde hij me dat hij vooral Paulus, Luther en Augustinus bestudeerde. Zijn preken, gehouden in de Sint-Augustinuskerk in Utrecht, staan op internet. Ze zijn Schriftuurlijk en tonen een groot inzicht in de Schriften en kennis van de werken van Augustinus en Luther. Voor mijn onderzoek naar het Dordtse klooster heb ik veel aan hem te danken. Ik ben blij dat hij een voorwoord in mijn boek heeft willen schrijven en ik hem het boek mocht aanbieden.”
Enige tijd geleden sprak Van Duinen met een oude dominicaner monnik die zei dat hij veel in de werken van Calvijn las. „Hij vertelde dat zijn broeders tegenwoordig meer en meer de Heilige Schrift bestuderen. Tegelijk besef ik –ondanks al deze positieve tendensen– dat typisch roomse zaken zoals heiligenverering, het pausschap en de Mariaverering een wezenlijk onderdeel van de rooms-katholieke kerk zijn.”
Door bestudering van de geschriften van Augustinus heeft Van Duinen deze kerkvader beter leren begrijpen. „Zowel protestanten als rooms-katholieken hebben zich op hem beroepen om hun gelijk te halen; maar tegenwoordig kijken velen gelukkig meer naar de overeenkomsten als het om wezenlijke zaken gaat.”
Een les die Van Duinen van de augustijnen geleerd heeft, is dat stilte en rust belangrijk zijn. „Helaas is daar in onze jachtige tijd steeds minder van te merken, ook in reformatorische kringen.” Over die noodzakelijke rust schrijft Augustinus al op de eerste bladzijde van zijn ”Confessiones” of ”Belijdenissen”: „U heb ons geschapen, gericht op U, en ons hart kent geen rust tot het rust vindt in U.”