„Dan zullen zij tot Mij roepen, maar ik zal niet antwoorden…”

Gedenk dat God de mens gewoonlijk een dag geeft. Mens noch engel weet hoe lang deze dag duurt. Bij sommigen duurt hij tot de laatste snik van hun leven. Bij anderen tot de ouderdom, weer anderen worden in hun kindsheid afgesneden. God gaf de engelen een dag en wegens hun opstand werden ze in de duisternis geslagen tot het oordeel. God gaf Kaïn een dag, en hoewel Kaïn gedurende een hele tijd van deze dag steeds opnieuw zondigde en in zijn zonde een lange tijd voortging, hoorde hij toch niets anders dan een zachte stem: Is er niet, indien gij wel doet, verhoging? En zo gij niet wel doet, de zonde ligt voor de deur.

Wat echter wanneer geen middelen helpen en iemand als Kaïn wil voortgaan en zonde op zonde doet? Ja, als hij komt tot een moord en zo de tijd der barmhartigheid voorbij laat gaan? Dan zegt de Heere uit de hemel tegen hem dat de dag der genade voorbij is. De poort der barmhartigheid is voor u gesloten en nu bent u vervloekt van de aardbodem. Alsof de Heere wil zeggen: Van tevoren gaf ik u een dag der zaligheid en bood ik u genade aan. U wilde die niet aannemen. Nu heb ik een vloek op uw ziel gestort die gij nooit zult afwrijven.

William Fenner, predikant te Essex

(”Het groot gevaar van een uitstel van bekering”, 1736)