Japanse families zoeken naar vermisten in stadion van Rifu-cho
In het Japanse rampgebied worden nog altijd meer dan 10.000 mensen vermist. Hen terugvinden is een zwaar en lang proces voor familieleden die hen zoeken.
In Rifu-cho, een stad in de buurt van Sendai, liggen zo’n 500 lichamen in rijen in een gigantisch stadion. Daar vinden gewoonlijk sportwedstrijden en concerten plaats, maar in plaats van het gebruikelijke gejuich en de staande ovaties hangt hier nu een bedrukte stilte die slechts wordt verbroken door helikopters. Die vertrekken van en landen op de parkeerplaats naast het stadion, waar een kamp voor internationale reddingsploegen is opgezet.
Het stadion herbergt een van de twintig inderhaast opgezette mortuaria in de prefectuur Miyagi, waarvan Sendai de hoofdstad is. Er zijn er meer, maar dan in de andere drie prefecturen waar de tsunami het hardst heeft toegeslagen.
Zacht huilende mensen lopen het stadion uit. Een vrouw met betraand gezicht houdt stevig de hand vast van een ongeveer 10-jarige jongen die voor zich uit staart met een blik vol onbegrip.
In het stadion staan borden waarop lijsten hangen met namen, leeftijden en woonplaatsen van slachtoffers. Het zijn lijsten van dood en verdriet, van vervlogen hoop. Als familieleden hier een naam herkennen, betekent dit dat hun zoektocht langs ziekenhuizen, evacuatiecentra, langs vrienden en familie voorbij is. Maar het betekent ook dat elk greintje hoop hun definitief is ontnomen.
Opvallend op de lijsten is het grote aantal mensen van 60, 70, 80 jaar en zelfs ouder. Zij waren immers vaak de enigen die thuis waren toen de tsunami toesloeg. Jongere mensen waren aan het werk of zaten op school. De ouderen, vaak slecht ter been, hadden ook nog eens geen enkele kans om weg te komen. De tsunami kwam daarvoor te snel en drong ook nog eens veel te diep het land in.
Stem
Chieko en Seishiro Oyama, beiden ook bejaarde mensen, komen hier vandaag al voor de derde keer. „We zijn op zoek naar de vrouw van onze zoon en naar drie andere familieleden”, zegt Chieko met een verrassend beheerste stem. De netjes verzorgde en jong ogende Chieko heeft het er duidelijk moeilijk mee om hier te moeten komen. „Enerzijds zou ik willen dat ze hier liggen, zodat we weten wat er met hen is gebeurd. Aan de andere kant hoop ik dat ze hier niet zijn. Ik zit vol tegenstrijdige gevoelens van hoop en vrees.”
Die gevoelens zie je ook duidelijk op de gezichten van de honderd mensen die in kringetjes rond kachels zitten, in de wachtruimte van het stadion. Stilletjes hebben ze nog hoop, maar tegelijkertijd beginnen ze zich ook te realiseren dat die hoop niet meer reëel is. Er wordt niet gehuild of gelachen in de wachtruimte, slechts zachtjes gepraat. De gezichten staan emotieloos.
De procedure is traag en stroperig. Mensen die binnenkomen, vullen eerst op een formulier allerlei informatie over een vermiste in. Daartoe behoort ook een gedetailleerde beschrijving van de persoon. Vervolgens krijgen ze een nummertje. Wordt dat omgeroepen, dan begeven ze zich naar een andere ruimte waar ze worden geïnterviewd door politiemensen.
Daarna weer terug naar de wachtruimte. Achter de schermen wordt hun informatie vergeleken met de honderden foto’s en beschrijvingen van de slachtoffers. Als er iemand is gevonden die overeenkomt met de gegeven informatie, wordt het nummer opnieuw omgeroepen.
Dit keer gaat het naar een ruimte waar de zoekende familie foto’s te zien krijgen van lichamen die overeenkomen op hun beschrijving. Pas als ze iemand herkennen, worden de familieleden het mortuarium binnengelaten waar de werkelijke identificatie plaatsvindt.
Bijstand
Het is een emotioneel tergend proces dat uren in beslag neemt. Toch is nergens een hulpverlener te zien die bijstand kan geven. De mensen zijn op zichzelf en hun familieleden aangewezen.
Wel staan werknemers van een tiental begrafenisondernemingen paraat om onmiddellijk de mensen op te vangen die een vermiste hebben geïdentificeerd. Maar sprake van een ceremonie is er niet. Zelfs de crematie moet worden uitgesteld.
„Veel crematoria zijn beschadigd door de aardbeving”, legt Toru Watanabe uit. Hij is directeur van Johtoh, een plaatselijk uitvaartbedrijf. „Er is ook geen gas en nauwelijks olie”, voegt hij eraan toe. „Doorgaans kunnen er in Sendai zo’n vijftig lichamen per dag worden gecremeerd, nu zijn dat er nog maar twintig. En in dit gebied zijn het er nog minder. Slechts achttien.”
Vanwege de duizenden lichamen die zijn gevonden is het duidelijk dat de crematies een lange tijd in beslag gaan nemen.
En dat is niet het enige probleem waarmee men kampt. Zo zijn er onvoldoende vrachtwagens om de lichamen te vervoeren naar de mortuaria. Politiewoordvoerder Tsukasa Chiba (61) noemt het grote tekort aan brandstof dat de hulpverleners parten speelt. „Verder hebben we onvoldoende mensen”, zegt Chiba. „We krijgen weliswaar uit alle delen van Japan hulp, maar het werk is moeilijk en het aantal lichamen enorm.” Daar komt bij dat elk lichaam onderzocht moet worden door drie mensen: één arts en twee politiemensen.
Identificatie is bovendien moeilijk omdat veel mensen bijna onherkenbaar verminkt zijn. Begrafenisondernemer Watanabe beschrijft andere problemen die de identificatie bemoeilijken. „Bij veel slachtoffers zijn de kleren van het lijf gerukt toen de tsunami over hen heen spoelde. Daardoor zijn ze nog moeilijker te herkennen.”
Ook waren veel van de slachtoffers thuis toen ze werden overvallen door het water. „Daar loop je niet met een rijbewijs of een ander document rond dat nu voor identificatie gebruikt zou kunnen worden.”
Bloemen
Intussen is een familie op hem af komen lopen. De groep is in tranen. Twee van hen houden grote doorzichtige plastic zakken vast. Een ander een bos bloemen. „We hebben onze moeder gevonden”, zegt een van de vrouwen. „We zijn u erg dankbaar voor uw hulp.”
Watanabe legt uit dat in de plastic zakken de persoonlijke eigendommen van de vrouw zitten. „Vanochtend hadden ze vader al gevonden, en nu dus hun moeder.”