Kerk & religie

Prof. Kooiman was getapt

Luther moet gezegd hebben: „Als je mij opensnijdt springt er een paap uit.” Zo zijn er Lutherkenners bij wie Luther eruit springt als je ze opensnijdt. Zo’n man was prof. dr. W. J. Kooiman (1903-1968), die na de evangelish-lutherse gemeenten van Wildervank/Veendam, Deventer en Amsterdam te hebben gediend, vanaf 1945 tot 1968 hoogleraar was aan het Evangelisch-Luthers Seminarium. Ds. Buskes, die in Amsterdam tegenover hem woonde, verdacht Kooiman ervan aan onderverhuur te doen: „Iedere dag zag ik Luther bij hem in- en uitgaan. De gedachte kwam wel eens bij mij op dat in huize Kooiman niet dr. Willem Kooiman maar dr. Maarten Luther het voor het zeggen had.” Nochtans kon Kooiman na alle Lutherherdenkingen in 1967 de naam Luther niet meer horen. Hij werd er ziek van. Zo verging het naar eigen zeggen de kinderen van prof. dr. Herman Selderhuis met Calvijn in het voorbije Calvijnjaar.

Dr. ir. J. van der Graaf
14 March 2011 09:39Gewijzigd op 14 November 2020 14:04

Zijn promotie had Kooiman aan Hitler te danken, zei hij. Sluiting van de universiteit hing in de lucht. In twee maanden schreef hij in 1943 zijn proefschrift ”Luthers kerklied in de Nederlanden”. Vanwege luchtalarm konden de exemplaren voor de hoogleraren niet tijdig worden ingebonden. Kooiman beloofde elk van de binders een pond bruine bonen als ze het karwei toch zouden klaren.

Op 5 oktober 1968 zou hij afscheid hebben genomen met een college over ”Luther en de appelboompjes”. Hij hoefde zich niet meer voor te bereiden, had hij gezegd. Hij had de rede in zijn hoofd. Het zou „anders dan anders” worden. Op 18 september overleed hij. Hij had nog wel gehoord dat hij bij zijn afscheid een vriendenboek zou krijgen. Daartegen kwam hij in verzet, verbood het zelfs. Net als zijn leermeester prof. dr. G. van der Leeuw wilde hij dan eerst weten wie eraan meewerkten. Een van de beste vrienden kon zijn overgeslagen, en „een prachtig artikel van iemand die ik niet mag” had geen betekenis. „Jij zou het liefst de toespraak bij je begrafenis zelf schrijven”, zei de samensteller.

Het leven van Kooiman was opgebouwd uit anekdotes en verhalen. Hij was een toegewijd lezer van de meest uiteenlopende kerkelijke blaadjes, waarvan hij de nodige ”stijlbloemjes en theologische curiosa” moeiteloos onthield. Hij maakte er soms ”sterke verhalen” van. Wie met hem bij een bushalte stond, moest soms drie bussen laten passeren. De lutherse hoogleraar C. W. Mönnich zei van hem: „Het Gerucht heeft voorkeursplaatsen om op neer te strijken, en een van die plaatsen waren Kooimans oren.”

Wie nu denkt dat Kooiman getapt was om de vele anekdotes die van en over hem de ronde deden, vergist zich. Zijn vader was hervormd predikant en hij was bestemd het eveneens te worden. Maar het liep anders. Vanwege zijn grote belangstelling voor Luther ging hij als kandidaat ook wel voor in een lutherse gemeente. Zo leidde hij in Wildervank eens een kerstfeest in de lutherse kerk. De koster zei na afloop: „Waarom komt u niet bij ons?” „Ja, dat doe ik”, zei Kooiman. Hij zei nooit een betere koster te hebben gehad. De koster heette Tap. Zo werd hij een ‘getapte’ lutherse dominee.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer