Pastorale zorg voor daders van ontucht: geen stenen gooien, maar zonde aanzeggen

Hij werd meer dan eens bepaald bij het diepe leed dat minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik treft. Als predikant biedt hij hun met bewogenheid pastorale zorg. Tegelijk heeft de kerk ook een boodschap aan daders van ontucht, stelt ds. P. den Herder.

11 March 2011 07:22Gewijzigd op 14 November 2020 14:02
beeld iStock
beeld iStock

Met „verbazing en afschuw” nam de predikant kennis van de diverse ontuchtzaken met minderjarigen die de afgelopen maanden de publiciteit haalden. „Het zal bij velen niet anders zijn dan bij mij: wie tot zich laat doordringen wat er rond het Amsterdamse kinderdagverblijf is gebeurd, voelt woede en afgrijzen opkomen”, zegt de voorganger van een gemeente van reformatorische signatuur. „Ik probeer me de impact ervan op de slachtoffers in te denken. Zij dragen levenslang de gevolgen mee.”

Ontuchtzaken bepalen ds. Den Herder bij de realiteit van Genesis 3, zegt hij. „De zonde heeft ingrijpende gevolgen voor met name het seksuele leven van de mens. Juist deze paradijsbloem is misschien wel het meest besmeurd.”

De gedachte dat incest en pedofilie zich vooral buiten de kerk afspelen, is de predikant vreemd. „Ze zijn dichterbij dan we denken. Ooit sprak ik een ambtsdrager uit een gemeente met meer dan duizend leden die zei: „Deze zaken komen bij ons niet voor.” Het lijkt me dat je dan je gemeente niet kent. Het zou een teken van hoogmoed en verblinding zijn als we menen dat wij een graadje beter zijn dan de wereld. Ondertussen zou het in de christelijke gemeente wel anders móéten zijn.”

Zelf werd hij op 16-jarige leeftijd tijdens een kerkelijk jeugdkamp aangerand. „Omdat er te weinig ruimte was in de tenten, mocht ik in de bus slapen. ’s Nachts werd ik wakker, terwijl de chauffeur met me bezig was. Later die week heeft hij dat nog een keer geprobeerd. Ik heb dat voorval indertijd aan niemand durven vertellen. Gelukkig heeft het bij mij geen schade nagelaten, maar als ik over seksueel misbruik hoor of lees, komt de herinnering daaraan weer bij me boven.”

In zijn ambtelijke werk kreeg ds. Den Herder meer dan eens met misbruik van minderjarigen te maken. Hij verleende pastorale zorg aan slachtoffers én daders van incest en ontucht buiten familierelaties. In de loop der jaren kwam hij met enkele plegers van pedofiele delicten in contact.

De predikant onderschrijft het standpunt van de commissie-Deetman, die onderzoek deed naar misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk dat strafbare feiten altijd moeten worden gemeld bij de politie. „Een pastor moet niet proberen zulke zaken zelf op te lossen. Het is de taak van de overheid, Gods dienares, om door middel van de rechtspraak straffen uit te delen aan daders en zo recht te doen aan slachtoffers.”

Naast het justitiële traject heeft de kerk een eigen, pastorale verantwoordelijkheid, zegt ds. Den Herder. Hij is niet alleen bewogen met slachtoffers, maar ziet ook een taak weggelegd richting daders. „In het gesprek met hen is het van belang dat een pastor zich voor zover mogelijk vergewist van de feiten en niet afgaat op geruchten.”

In ontmoetingen met plegers van ontucht spreekt ds. Den Herder „onomwonden over schade, schuld en schaamte. Er is voor een dader alle reden om zich diep te schamen. Ik spreek daar niet zoetsappig over, maar met krachtige woorden. Er zijn meer gesprekken voor nodig om de ernst van wat er is gebeurd onder ogen te krijgen.”

De predikant verwijst naar Mattheüs 18. „De Heere Jezus zegt dat het degene die „deze kleinen” ergert –misbruik hoort daar ook bij– nuttiger ware dat een molensteen om zijn hals gehangen ware, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee. Dat is nogal wat! De Heere Jezus toornt tegen de zonde en ontziet de zondaren niet. Hij verdraagt het niet als kleine, kwetsbare mensen schade wordt aangedaan vanuit een machtspositie of onder het mom van vriendschap. Daar moet een dader mee worden geconfronteerd. Een pastor is er niet toe geroepen stenen te gooien, maar moet hem het gewicht van de zonde wel duidelijk aanzeggen.”

De pastorale benadering van daders kenmerkt zich volgens de predikant ook door een goede, analyserende luisterhouding. „Tranen zijn niet automatisch een teken van berouw, maar kunnen ook op zelfmedelijden wijzen en een afleidingsmanoeuvre zijn. En een opmerking als „Dominee, we zijn toch allemaal zondaren”, is op zichzelf juist, maar gaat voorbij aan de ernst van seksueel misbruik en de grote gevolgen daarvan voor slachtoffers.”

Als een dader berouw heeft, moet hij volgens de predikant zijn schuld daadwerkelijk belijden tegenover het slachtoffer en/of diens familie, als deze dat aankunnen. „Die belijdenis zal gepaard moeten gaan met de bereidheid de overheidsstraf te dragen en al het mogelijke in het werk te stellen om herhaling van het delict te voorkomen.”

De predikant bepleit dat er in gevallen als deze schuldbelijdenis in een kerkdienst plaatsheeft. Wanneer een of meer slachtoffers tot dezelfde gemeente als de dader behoren, ziet hij het wel als voorwaarde dat zij zo’n gebeurtenis mentaal kunnen meemaken. „Zolang een slachtoffer er niet aan toe is en een openbare schuldbelijdenis nieuwe schade zou opleveren of een splijtzwam in de gemeente zou veroorzaken, moet je ervan afzien. Er moet wel belijdenis voor de kerkenraad plaatshebben.”

Daadwerkelijk herstel van de verhoudingen tussen een dader en een slachtoffer van seksueel misbruik maakte de predikant een enkele keer mee. In pastorale gesprekken met slachtoffers brengt hij bij gebleken berouw het aspect verzoening slechts uiterst voorzichtig ter sprake. „Je vraagt een Holocaustoverlevende ook niet zomaar vriend te worden van de beul van Auschwitz. Er is een grens aan wat mensen aankunnen. Als er echt verzoening plaatsheeft, is dat heel bijzonder.”

Richting daders wil ds. Den Herder niet te snel over vergeving van hun zonden spreken. „Maar als er sprake is van boetvaardigheid en oprecht berouw, mag de boodschap van vergiffenis zeker klinken. Zoals de Bijbel zegt: Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen.

De drijfveer voor mijn pastorale houding is ingegeven door het feit dat ook ikzelf van genade moet leven. De Heere heeft mij in Zijn ontferming opgezocht waar ik was: ver bij Hem vandaan. Zou ik dat dan een ander niet gunnen?”

Ds. Den Herder heet in werkelijkheid anders.

Dit is het slot van een drieluik over pedofilie. Reageren? mensen@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer