Studenten Depositum Custodi herdenken 25-jarig bestaan
GOUDA – Mensen die eropuit zijn om de wereld te beheersen door middel van de techniek lopen het risico slaaf te worden van de structuren die ze scheppen. Dat stelde prof. dr. R. P. H. Munnik zaterdag tijdens de viering van het 25-jarig bestaan van de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi (DC) in Gouda.
De bijzonder hoogleraar vanwege de stichting Thomas More aan de Universiteit Twente was een van de sprekers tijdens de vijfde lustrumviering van DC. De morgen stond in het teken van de vraag of techniek vooruitgang of achtergang brengt.
Prof. Munnik beantwoordde die vraag niet direct positief of negatief, maar liet zien dat maatschappelijke consequenties van bepaalde technische uitvingen in de moderne tijd pas later zichtbaar worden. Als voorbeeld noemde hij de chips die in de jaren zestig van de vorige eeuw werden ingebouwd in transistorradio’s. „De makers ervan wisten toen niet dat ze de grondslag zouden vormen voor de technologische informatiemaatschappij van nu.”
De hoogleraar uit Twente vindt het naïef om te geloven dat de mens, als machinist op de trein van het vooruitgangsgeloof, de mensheid zou kunnen ontwikkelen en de consequenties daarvan zou kunnen overzien. „Het is hoogmoed om te denken dat de mens voor God zou kunnen spelen en de wereld zou kunnen beheersen. Als de mens daarop uit is, wordt hij juist een slaaf van de structuren die hij schept.”
Prof. Munnik legde uit dat de mens aan zichzelf sleutelt om de kwaliteit van zijn lichamelijke en geestelijke eigenschappen te verbeteren, „maar de constructeur wordt zijn eigen constructie. Het overspannen humanisme gaat zó ver dat een zichzelf verbeterende mensheid de grenzen van het mens-zijn overschrijdt en ontaardt in antihumanisme.”
Prof. dr. H. Jochemsen, bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Wageningen Universiteit, viel Munnik daarin bij. Hij merkte op dat het ideaal om tot een betere kwaliteit van leven te komen en het beheersingsdenken, elkaar versterken. „Het is van belang dat christenen afzien van bepaalde technische verworvenheden die tegen de humaniteit kunnen ingaan.”
Prof. Jochemsen hekelde het moderne beheersingsdenken, waarbij manipulatie bedoeld is om de wereld te verbeteren. „Het lukt niet om met behulp van de techniek weer terug te keren naar het paradijs, want de mens is niet te bevredigen met materiële behoeften.”
De hoogleraar vindt overigens dat reformatorische christenen vroeger te veel afstand namen van de techniek. „Het zondeperspectief, waarbij gesteld wordt dat de mens na de zondeval geen goed meer kan doen en dat geheel afstand neemt van de techniek, is wel eens te dominant geweest. Het scheppingsperspectief, waarbij de mens de aarde moet bebouwen en bewaren, is ook na de zondeval gebleven. Daarnaast kan het verlossingsperspectief, waarbij de techniek in dienst staat van de barmhartigheid, een goede rol spelen. Overal waar menselijk lijden wordt verlicht, is iets zichtbaar van het Koninkrijk van God.”
De mens moet ruimte laten voor technische vooruitgang, als er tegelijkertijd maar erkenning van zijn eindigheid en kwetsbaarheid is, vindt prof. Jochemsen. Voor een maakbare wereld is bij hem geen plaats. „Het Koninkrijk van God ligt niet in het verlengde van onze technische mogelijkheden. Dat wordt pas zichtbaar als Christus’ koningschap openbaar is en het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel komt.”
Een vraagsteller wilde weten of mensen de distels van deze wereld mogen uitroeien. Prof. Jochemsen: „We mogen de distels wel uittrekken, maar niet uitroeien. Laten we geen overspannen verwachtingen hebben van wat we doen. Het is net als in de natuur, waar we ook geen soorten mogen uitroeien.”
Prof. Munnik: „We hebben tot taak om iets aan de weerbarstigheid te doen, maar als het lukken zou om de gebroken werkelijkheid minder weerbarstig te maken, zou blijken dat we voor de ernst van het leven de weerbarstigheid nodig hebben.”
Prof. Jochemsen wilde de grens niet leggen bij de techniek maar bij het omgaan ermee. „We moeten de notie van de vreemdelingschap kennen. Dat is de geestelijke houding waarmee we tegenover het materiële van deze tijd moeten staan. Daniël was wel aan het hof van de koning, maar hij deed niet mee aan de afgodische cultuur.”