Onderwijs & opvoeding

Nieuw zwartescholenbeleid „eerste stap”

Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs gooit het roer om. Ze gaat geen acties ondernemen om zwarte scholen tegen te gaan. Is dat „dom, heel erg dom” of „een stap in de goede richting”? In ieder geval is de kou nog niet uit de lucht.

15 February 2011 09:23Gewijzigd op 14 November 2020 13:42
Foto RD, Anton Dommerholt
Foto RD, Anton Dommerholt

Van Bijsterveldt (CDA) verraste vorige week vriend en vijand met de mededeling dat voor haar als onderwijsminister „bestrijding van segregatie an sich geen doel” is. In het interview met de Volkskrant waarin ze deze mededeling deed, voegde ze er nog wel aan toe dat het goed is als mensen van verschillende culturen elkaar ontmoeten en dat bestaande lopende projecten om zwarte en witte kinderen te ‘mengen’ door mogen gaan. Maar de boodschap was helder: het bestaan van zwarte scholen „is gewoon een feit” dat de regering accepteert.

„Kwaliteitsverbetering” is het toverwoord dat Van Bijsterveldt tegenover „segregatiebestrijding” zet. Kwaliteit hoeft volgens de minister geen verband te hou- den met de kleur van de leerlingen. „Ik zie ook witte scholen waar het niet goed gaat.” Aan de andere kant zijn er ook zwarte scholen die het goed doen: „In Den Haag staat een voor 99 procent gekleurde school die in korte tijd van zeer zwak naar goed is gegaan. Dat is het allerbeste, voor ieder kind”, aldus de bewindsvrouw.

De politieke partijen reageerden vrij voorspelbaar. SP-Kamerlid Smits betitelde de nieuwe koers als „dom, heel erg dom” en GroenLinks-Kamerlid Klaver meende dat de bewindsvrouw jaren van actief beleid tenietdoet. Ook de PvdA reageerde kritisch.

VVD en CDA waren tevreden over de koerswijziging. Dat gold ook voor gedoogpartner PVV: „Het is vreemd om ouders te dwingen om tegen hun wil in te mengen.”

De minister is tot haar inzicht gekomen omdat veel wetenschappers aangeven dat het probleem niet in de huidskleur van de leerlingen zit. Onder wetenschappers is al jaren een stammenstrijd gaande over de gevolgen van segregatie in het onderwijs. J. Teunissen stelde in 1998 in zijn proefschrift dat er geen verband bestaat tussen de etnische samenstelling van een school en de leerprestaties van allochtone leerlingen. In datzelfde jaar kwam R. Penninx tot een conclusie die daar haaks op stond.

Tot op de dag van vandaag gaat die strijd door. De Maastricht- se hoogleraar J. Dronkers stelde in juni vorig jaar in zijn inaugurele rede dat grote etnische diversiteit de onderwijsprestaties negatief beïnvloedt. Daarnaast botst het afdwingen van gemengde scholen met de vrijheid van ouders om een school te kiezen die bij hun levensbeschouwing past.

Sinds enkele jaren zijn gemeenten met toestemming van de rijksoverheid aan het experimenteren met verplichte spreiding. Soms doet het bijzonder onderwijs er ook aan mee. De gemeenten willen een einde maken aan de vlucht van witte ouders, de integratie bevorderen, het niveau van het onderwijs verbeteren en de prestaties van allochtonen opkrikken. Tal van gemeenten doen verschillende soorten experimenten (zie kader).

De resultaten van diverse pilots staan in het rapport ”Tegengaan segregatie in het basisonderwijs”, dat de toenmalige minister van Onderwijs, Rouvoet, in juni vorig jaar naar de Tweede Kamer stuurde. Het beeld is niet eenduidig, maar helder is wel dat tegengaan van segregatie op basis van etniciteit niet zo veel zin heeft. De opleiding van de ouders is belangrijker dan de afkomst. Bovendien is het vermeende positieve effect van spreiding op integratie niet meetbaar.

Rouvoet liet het trekken van conclusies uit het rapport over aan het nieuwe kabinet. Van Bijsterveldt was vorige week zo ver: zij zet in op kwaliteit en niet op kleur. Maar daarmee komt er geen eind aan de expe- rimenten die in veel steden gaande zijn. De bewindsvrouw vindt dat die gewoon kunnen doorgaan. De gemeenten wil- len dat ook graag. Het bevorde- ren van integratie en het tegengaan van segregatie in het on- derwijs staan als doelstelling in de Wet op het primair onderwijs. Gemeenten hebben een eigen „lokale educatieve agenda.” „Integratiebeleid is en blijft een gemeentelijke verantwoordelijkheid”, zo stelde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) enigszins bits in een pers-bericht, nadat Van Bijsterveldt haar uitlatingen had gedaan.

De conclusie is dat Van Bijsterveldt in deze kabinetsperiode wil inzetten op kwaliteitsverbetering van scholen die ondermaats presteren en dat ze geen plannen maakt die ouders gaan beperken in hun keuzevrijheid. Dat zijn nu eens een keer twee positieve ontwikkelingen voor degenen die de vrijheid van onderwijs voorstaan. Maar omdat de bestaande gemeentelijke projecten die autochtone en allochtone leerlingen mengen, doorgaan, zijn ouders in gemeenten die nu al een verplichte spreiding hanteren, niet geholpen. Maar wat niet is, kan komen. Gedoogpartner PVV betitelde de uitspraken –met voor de partij ongewone tactische bewoordingen– als een „eerste stap in de goede richting.”


Eén dreiging minder

Nu minister Van Bijsterveldt heeft besloten geen apart beleid meer te gaan voeren om zwarte scholen tegen te gaan, is er één dreiging voor het bijzonder onderwijs minder.

Er blijven er nog genoeg over. Zo maakt politiek Den Haag zich op voor een fikse strijd over een wetsvoorstel waardoor het bijzonder onderwijs de acceptatieplicht moet accepteren. Scholen zouden ouders en kinderen die de grondslag van de scholen respecteren móéten toelaten. Nu hebben scholen de vrijheid om onderschrijving van de grondslag te vragen.

Verder willen de libertaire partijen graag af van de toch al minimalistische beschermingsmaatregel in de Algemene wet gelijke behandeling voor orthodoxe scholen die praktiserende homoseksuelen niet in hun lerarenkorps willen houden of opnemen.


Experimenten op een rijtje

Wat ondernemen gemeenten en scholen op dit moment allemaal om te komen tot gemengde scholen? Een greep uit de pilots.

l Amsterdam-IJburg: Centrale gemeentelijke regulering van instroom in kinderopvangcentra, peuterspeelzalen en basisscholen. Vrijheid van ouders is minimaal.

l Rotterdam: Scholen werken met dubbele wachtlijsten. Op de ene staan allochtone en op de andere autochtone kinderen. De school laat om beurten een kind toe van een van de twee wachtlijsten.

l Utrecht: Invoering van één aanmeldmoment voor scholen, zodat ouders van witte kinderen evenveel kans krijgen om ingeschreven te worden als ouders van zwarte kinderen.

l Nijmegen: Verplichte spreiding, waarbij 70 procent kansrijke en 30 procent minder kansrijke kinderen bij elkaar op school komen.

l Deventer: Ouders mogen voorkeurschool opgeven, maar gemeente plaatst kinderen op een school in de wijk waar ze wonen.

l Tiel: Scholen verwijzen kinderen door als het aantal allochtone leerlingen boven het wijkgemiddelde uitkomt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer