EU: Bezuinigingen zetten niet altijd rem op groei
Een steun in de rug voor het nieuwe kabinet: de Europese Commissie concludeert op basis van onderzoek dat sanering van de begroting lang niet altijd leidt tot een verzwakking van de economische groei.
Commissaris Solbes (Economische en Monetaire Zaken) presenteerde eerder deze week het jaarlijkse rapport over de toestand van de publieke financiën in de EU. Hij hamert er bij de regeringen weer eens op werk te maken van het terugdringen van de tekorten. Die moeten omlaag met ten minste 0,5 procent per jaar.
Bezuinigingen zijn volgens de Spanjaard vooral noodzakelijk met het oog op de in de toekomst sterk stijgende kosten van de vergrijzing. Meer mensen op leeftijd binnen een samenleving betekent hogere lasten in de sfeer van de oudedagsvoorzieningen en de gezondheidszorg. Wie niet nu de zaken op orde brengt, verzwaart de problematiek die straks op ons afkomt.
Het zijn bekende klanken. We horen ze ook in Nederland tegenwoordig vaak. De coalitie van CDA, VVD en D66 zet stevig het mes in het overheidsbudget en beantwoordt daarmee dus aan de boodschap vanuit Brussel. Het regeerakkoord voorziet in een qua omvang niet eerder vertoonde ombuigingsoperatie. Evenwicht tussen uitgaven en inkomsten in 2007, waar Balkenende lang aan probeerde vast te houden, zit er niet in, maar het ligt in de bedoeling toch niet al te ver af te wijken van die doelstelling.
Vorig jaar ging het in ons land niet goed met de begroting. Het beeld verslechterde aanzienlijk, tegen de achtergrond van een scherpe economische teruggang, constateert Solbes in zijn verslag. Het overschot van 0,1 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2001 sloeg om in een tekort van 1,1 procent in 2002. Gecorrigeerd voor invloeden van de conjunctuurcyclus bleef het deficit overigens gelijk, rond de 1 procent.
Met genoemde 1,1 procent bevonden we ons binnen de Unie in de middenmoot. In twee landen, tevens de twee grootste, kwam het negatieve saldo uit boven de grens van 3 procent uit het stabiliteitspact. Duitsland noteerde een min van 3,6 procent en Frankrijk van 3,1 procent. Vijf lidstaten slaagden erin aan de positieve kant van de nullijn te blijven: Finland (4,7 procent), Luxemburg (2,6 procent), Denemarken (2,0 procent), Zweden (1,3 procent) en België (0,1 procent). Al met al klom het gezamenlijke tekort in de eurozone van 1,6 naar 2,2 procent.
Ombuigingen tasten de groei aan; zij verdiepen de crisis. Een veel gehanteerd argument in pleidooien om pijnlijke maatregelen achterwege te laten. De redenering daarbij, gebaseerd op de binnen de economenwereld vermaarde theorie van Keynes, is simpel: snoeien betekent dat de burgers over minder financiële middelen beschikken. Dat zet de bestedingen onder druk en remt de productie af.
De deskundigen van de Europese Commissie hebben, mede aan de hand van reeds eerder verrichte wetenschappelijke research, geanalyseerd of de werkelijkheid in de voorbije decennia strookte met die gang van zaken. Hun bevinding: het ging op in maar ongeveer de helft van de van toepassing zijnde omstandigheden.
Enkele markante voorbeelden bewijzen dat het soms anders uitpakt dan de gangbare logica wil doen geloven. Zo verkleinde Ierland het gat in de begroting tussen 1986 en 1989 van 10,5 tot 1,7 procent. Ondertussen trok de groei aan van 0,3 tot maar liefst 6,2 procent. Denemarken boog een tekort van 8,9 procent in 1982 om tot een overschot van 3,3 procent in 1986 en zag eveneens de expansie niet vertragen maar versnellen, van 3,0 naar 3,6 procent.
In Zweden wijzigde een voordelig saldo van 5,4 procent in 1989 in een nadelig verschil van 12,2 procent in 1993, de omgekeerde situatie dus. Gelijktijdig zakte de mutatie van het bbp weg van plus 2,4 procent naar min 2,2 procent.
Brussel stelt aan het eind van een lange verhandeling over deze kwestie vast dat in ieder geval van belang is in welke vorm de tekortreductie wordt gerealiseerd. Voor belastingverhogingen geldt dat zij een schadelijke uitwerking hebben. Uitgavenverlagingen, de andere optie, scoren daarentegen beter, zeker op de middellange termijn. Deze conclusie zal het aantredende kabinet aanspreken. Het legt in zijn financieel programma immers het accent op het tweede.
De Commissie reikt ook verklaringen aan voor de niet-Keynesiaanse effecten. Als een regering een geloofwaardig beleid voert, met uitzicht op gezonde overheidsfinanciën, zal dat het vertrouwen van consumenten en producenten bevorderen. Zij verwachten dan dat dankzij de bezuinigingen de fiscale lasten op den duur naar beneden kunnen, anticiperen op verbetering van de koopkracht en van de winsten en zien geen reden om terughoudend te zijn met hun uitgaven.
Dat alles stimuleert de consumptie en de investeringen. Gevolg: de economische groei loopt niet terug, maar trekt juist aan. In dit licht bezien draait het er dus vooral om of de ploeg van CDA, VVD en D66 een solide -om een bekende term van de premier te gebruiken- en daarmee vertrouwenwekkende koers vaart.