Homoseksualiteit: wel vriendschap, geen relatie
Welke ruimte is er Bijbels gezien voor christenhomo’s in de omgang met elkaar? Die vraag houdt directeur Johan Quist van RefoAnders al lang bezig. Zaterdag maakt hij op een themadag in Utrecht een visiedocument openbaar. „Vriendschap is prima, een exclusieve relatie is een brug te ver.”
Slechts Gods liefde kan mensen met homogevoelens inwinnen om het offer van seksuele onthouding te willen brengen. Met deze opmerking begint Quist het afsluitende hoofdstuk van het visiedocument. Juist met dit stuk wil de directeur van RefoAnders zich duidelijk onderscheiden van andere christelijke homo-organisaties zoals Contrario, CHJC en LKP, stelt hij in een toelichting op het document. „Het lijkt erop dat zij minder aandacht willen geven aan Bijbelse kaders en de homoseksuele omgang meer in intermenselijke kaders plaatsen, waardoor er ruimte komt voor homoseksuele relaties.”
Daarin kan Quist zijn collega’s niet volgen. De kern van zijn betoog is juist dat de mens bedoeld is als beelddrager van God. „Een van nature onvruchtbare verhouding als de homoseksuele relatie weerspiegelt dan ook in geen enkel opzicht de vruchtbaarheid die God toont in Zijn schepping. Het homoseksuele verlangen is er van oorsprong niet geweest. Toen God man en vrouw heeft geschapen en toestemming gaf dat deze twee tot één vlees zouden zijn, gaf God daarmee uitdrukking aan Zijn Beeld van eenheid en vruchtbaarheid.”
De hoofdboodschap van Quist is dan ook dat een homoseksuele relatie in Bijbels opzicht een brug te ver is. „Wordt een gelijkgeslachtelijke relatie alleen horizontaal beleefd, dan is er een natuurlijke afstand in het één vlees worden. Er wordt dan ook vervolgens vaak krampachtig geprobeerd de eenheid van het huwelijk na te bootsen. Dat is echter een schijnoplossing, die de werkelijkheid van het niet naar Gods scheppingsorde één zijn, verdoezelt.”
Toch is daarmee voor de directeur van RefoAnders niet alles gezegd. Mag je als christenhomo wel samenwonen zonder naar seksuele omgang met elkaar te staan? Er zijn toch ook broers en zussen of vriendinnen die voor een (studie)tijd een gemeenschappelijke woning betrekken? „Niet het dak van de woning bepaalt of je tot één vlees bent en ook niet de tafel waar je gezamenlijk aan eet”, stelt Quist. „De vraag is ook of je hier wel zo kort door de bocht een voor iedereen geldend antwoord op kunt geven.”
Quist is ervan overtuigd dat de zorg en de liefde voor elkaar er mogen zijn. Toch blijft hij huiverig. Zijn conclusie in het document: „Als christenen met homogevoelens zullen we vrijwel altijd moeten concluderen dat het gelijkgeslachtelijk samenwonen in liefde en trouw ons te gemakkelijk in de verleiding brengt om een eenheid te vormen die niet naar Gods beeld is.”
Naast het risico van de verzoeking om verder te gaan in de omgang met elkaar dan God het bedoeld heeft, is er volgens Quist ook nog een psychologisch risico. „Wordt dit samenwonen een verhouding waarin je elkaar net zo exclusief gaat beleven als in een huwelijk, wat zich manifesteert in jaloersheid en financiële of maatschappelijke afhankelijkheid?”
David en Jonathan
Komt Quist tot de slotsom dat een exclusieve homorelatie niet verantwoord is, hij vindt wel dat er Bijbels gezien meer ruimte voor vriendschap moet komen. „Kijk naar de bijzondere verhouding tussen Ruth en Naomi. Denk ook aan de vriendschap tussen David en Jonathan, die elkaar trouw zworen en elkaar innig liefhadden. We mogen nooit stellen dat ze een homoseksuele relatie hadden, maar zien wel dat er onder Gods zegen een bijzondere liefde naar elkaar mogelijk is in een gelijkgeslachtelijke verhouding. Hun gezamenlijk gedeelde band met God gaf hun verhouding tot elkaar grote diepgang, zonder dat zij de lichamelijke eenheid zochten.”
Geestelijke verbinding is heel wat anders dan lichamelijke eenheid, benadrukt Quist. Daarbij maakt hij onderscheid tussen lichamelijkheid en seksualiteit. „Een kus als begroeting of een arm als troostend gebaar hoeft niet erotisch geladen te zijn en heeft meer met lichamelijkheid dan met seksualiteit te maken. Lichamelijkheid heeft te maken met het voelbaar tonen van genegenheid. Een kus, een hand of omhelzing kan bijvoorbeeld een uiting zijn van een familieband. Daar hoort niet de begeerte en de seksuele opwinding bij waarin je verlangt om in elkaars lichaam op te gaan, maar wel de begeerte om met elkaar hartelijk verbonden te zijn als familie of als broeders en zusters in Christus.”
Binnen de gereformeerde gezindte ervaart Quist in dit opzicht regelmatig een bepaalde dubbelheid. „Hoe bewust gaan jonge heterostelletjes om met seksualiteit? Hoe begroeten mannen en vrouwen op verjaardagen elkaar? Ik denk dat veel christenhomo’s verantwoorder met elkaar omgaan dan menig ander, terwijl zij juist moeten opboksen tegen een onheus beeld ten opzichte van hun leefwijze. Een groot aantal jonge mensen met homogevoelens is meer bewust bezig met de vraag hoe ze met seksualiteit moeten omgaan dan veel mensen met heterogevoelens.”
Quist vindt dan ook dat een kus of omhelzing als hartelijke, troostende of begroetende uiting rechtmatig is. „Deze kus of omhelzing mag niet opgaan in het lichamelijk één zijn of in de seksuele opwinding naar de ander, maar wordt in liefdevolle en dankbare verbondenheid met God en de ander gegeven. De intimiteit in de vriendschapsvorm ligt op het vlak van liefdevolle geestelijke verbondenheid, begroeting, bemoediging, zorg en troost.”
Huiskamers
Zowel in Rotterdam als in Apeldoorn organiseert RefoAnders inmiddels al geruime tijd huiskamerbijeenkomsten, waar christenhomo’s in totaal zes keer per jaar samenkomen. Daar ontstaan contacten en bloeien vriendschappen op. Denkt Quist niet dat deze gezamenlijke activiteiten kunnen leiden tot exclusieve relaties? „Heel soms wel”, erkent hij. „Maar onze bezoekers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor hun manier van omgaan met elkaar, al zijn we nadrukkelijk richtingwijzend bezig via onze huisregels. We handhaven die regels ook. In de praktijk leidt dit ertoe dat we soms de moeilijke, maar noodzakelijke beslissing moeten nemen om iemand te weren van de huiskamerbijeenkomst.”
Originele poging
„Dit document is een mooie en originele poging om juist in een tijd waarin het gelijkheidsdenken wordt geproclameerd en alle grenzen vervagen, de christelijke visie op homofiele relaties uiteen te zetten”, stelt ethicus dr. R. Seldenrijk. „Wel vind ik dat de denklijnen hier en daar kunnen worden aangescherpt. Wat mij betreft is het document soms nog niet genoeg uitgewerkt. Daardoor blijft het af en toe wat vaag.”
Seldenrijk wijst bijvoorbeeld op de opmerking van Quist dat niet het gevoel van liefde voor de ander een gebrokenheid is als gevolg van de zondeval, maar wel de beperkte mogelijkheid om deze liefde te richten op het andere geslacht. „Dan vraag ik me af: wat bedoel je nu precies?”
Een enkele keer heeft de ethicus moeite om de directeur van RefoAnders goed te volgen. „Volgens Quist lopen mensen met homogevoelens tegen de levensgrote vraag aan wat ze nu precies mogen. Maar de eerste vraag is: Wie ben ik? Pas als dat helder is, komt de vraag: In welke mate kunnen we met elkaar optrekken, wat mag ik?”
Begroetingsrituelen zoals een kus of omhelzing zijn cultuurgebonden en daarmee ook niet automatisch taboe voor christenhomo’s, stelt Seldenrijk. „Wij begroeten elkaar weer anders dan mensen in Oost-Europa dat doen, al moeten we natuurlijk altijd onze grenzen in acht nemen.”
Problematischer vindt de ethicus het dat Quist in het visiedocument niet zes Bijbelteksten uit Genesis 19, Leviticus 18 en 20, Romeinen 1, 1 Korinthe 6 en 1 Timotheüs 1 aanhaalt. „Dat vind ik echt een manco, omdat deze Bijbelgedeelten de homoseksuele praxis duidelijk afwijzen. Het onbevangen lezen van de Bijbel is in onze tijd niet eenvoudig. Die gedeelten zijn echter niet cultuurgebonden. En wanneer deze teksten niet regelmatig voor het voetlicht worden gebracht, ben ik bang dat een grote groep snel vergeet waarom we nu precies de homoseksuele praxis afwijzen. Daarom is dit document geschreven. Daarnaast verdient het gebed ook meer aandacht, waarin we de God van het Woord van harte aanroepen om vergeving van zonde en schuld en om Zijn leiding in mijn leven.”
www.refoanders.nl om het document aan te vragen.
Studiedag
„Over de verhouding tussen geloof en homoseksualiteit wordt onder christenen verschillend gedacht. Die verschillen lopen geregeld uit op tegenstellingen, waardoor er geen ruimte meer is voor gesprek”, stellen de homo-organisaties LKP, CHJC en Contrario. Daarom organiseren zij zaterdag in Utrecht de themadag ”Mensen met gevoelens: motieven bij christen-zijn en homoseksualiteit”. Johan Quist gaat in een van de seminars in gesprek met een christelijke deelnemer aan de jaarlijkse Amsterdamse Canal Parade.
RefoAnders bepleit meer ruimte voor homovriendschap