Commentaar: Verbeteren of bezuinigen
„Iedereen kan het gymnasiumdiploma halen en naar de universiteit.” Dat was de eerste zin in een boekje uit de jaren tachtig van de didacticus Pieter Langendijk, bedoeld voor de studielessen in de brugklassen. Alhoewel de stelling bij veel docenten in het middelbaar onderwijs een homerisch gelach opriep, zat er toch wel een kern van waarheid in.
De poorten van universiteiten stonden inmiddels wagenwijd open om jongeren van allerlei rang en stand te ontvangen. Het volgen van een universitaire studie was niet langer een voorrecht dat alleen welgestelden genoten. Alle barrières waren in de jaren zeventig geslecht. Wie wilde studeren, kon dat.
Daarmee is tegelijk het tweede punt genoemd waarin Langendijk gelijk heeft. Bij studie gaat het niet alleen om intelligentie, maar vooral om motivatie. Doorzettingsvermogen is minstens zo belangrijk als IQ, al is dat laatste zeker niet onbelangrijk.
Langendijk had echter ongelijk toen hij zei dat iedereen het gymnasium kan halen en naar de universiteit kan. In de loop van de jaren is gebleken dat velen die via de voordeur waren binnengekomen, via de achterdeur vertrokken. De reden dat het grootste deel van hen het uiteindelijk niet kon bolwerken, was omdat het onvoldoende was gemotiveerd.
Juist daarom wil staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs universiteiten meer ruimte geven om zelf te bepalen wie ze toelaten en wie niet. In dat kader wordt niet alleen gekeken naar kwalificaties, maar vooral ook naar motivatie. Jarenlang was selectie aan de poort een beladen begrip, nu wil de overheid het juist stimuleren. En terecht.
In de achterliggende decennia waren universiteiten soms net pretparken waar het voor jongvolwassenen goed toeven was. In de laatste drie, vier jaar is daar al veel tegen gedaan, maar het kan nog beter. Universiteiten moeten plaatsen zijn waar een klimaat heerst dat intellectueel uitdagend is en waar studenten worden aangezet tot maximale prestaties.
Zijlstra wil met zijn nieuwe plannen het niveau van universiteiten omhoogtillen. Daarom wil hij naast een strenger toelatingsbeleid ook het contact tussen docenten en studenten intensiveren. Verder pakt hij de wildgroei van opleidingen aan. Dat laatste is geen overbodige luxe. Alleen al in de Randstad zijn er 323 bacheloropleidingen en 742 masters. Dat aantal moet verminderen. Voor een deel door hobbystudies af te schaffen, voor een ander deel door versnippering over universiteiten tegen te gaan. Niet elke instelling kan in iedere tak van wetenschap sublimeren. Specialisatie is dringend nodig.
De fout die Zijlstra maakt, is dat hij met deze ingrepen denkt niet alleen de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, maar ook veel geld te kunnen besparen. Ook hier geldt: twee dingen tegelijk doen gaat niet.
Natuurlijk valt er met het afschaffen van bepaalde masteropleidingen geld te verdienen. Maar als Zijlstra werkelijk de Nederlandse universiteiten wil laten klimmen op de wereldranglijst van topuniversiteiten zal hij dat geld moeten gebruiken om andere studierichtingen te verbeteren. Hij moet kiezen tussen bezuinigen of verbeteren.