Inmiddels zijn er wereldwijd ruim 2 miljard auto’s gebouwd, in allerlei soorten en maten. Het einde van het tijdperk van de auto is nog lang niet in zicht.

De eerste auto, de driewielauto met eencilindermotor genaamd Benz Patent-Motorwagen Nummer 1, bleek geen doorslaand succes bij het grote publiek. Het voertuig bleef vrijwel ongebruikt totdat in 1888 de vrouw van Benz, Bertha, samen met hun twee zonen, een tocht van 100 kilometer ondernam van Mannheim naar Pforzheim en terug, zonder dat haar man daarvan wist.

Bertha Benz kwam na 45 kilometer zonder benzine te zitten. Benzine werd destijds vooral als reinigingsmiddel gebruikt en was te koop bij apotheken en drogisterijen. Een apotheek in Wiesloch werd daarmee dus ’s werelds eerste tankstation. Ondanks kleine ongemakken bevestigde de rit van Bertha Benz de potentie van de auto in het dagelijks gebruik.

De auto werd bij het grote publiek pas een succes door de Amerikaan Henry Ford. Dankzij zijn lopendebandproductie konden automobielen goedkoop genoeg worden gebouwd voor een massapubliek. Tussen 1908 en 1928 werden meer dan 15 miljoen exemplaren van het T-model verkocht.

De eerste dieselmotor werd in 1897 door de Duitser Rudolf Diesel gebouwd. Drie jaar later verscheen de eerste auto met vierwielaandrijving ontworpen door Ferdinand Porsche. Porsche zou in 1934 beginnen met het ontwerp van de Volkswagen Kever, die in 1938 voor het eerst in productie ging.

De kreukelzone in een auto werd in 1952 ontworpen door een ingenieur van Daimler-Benz. Het Zweedse Volvo introduceerde in 1959 voor het eerst de driepuntsveiligheidsgordel. De eerste auto’s met airbags verschenen in 1980 op de markt.

Elektrisch aangedreven auto’s reden aan het einde van de negentiende eeuw ook rond. Ze waren erg populair aan het begin van de twintigste eeuw, maar moesten het uiteindelijk afleggen tegen auto’s met een benzinemotor.

Tegenwoordig maakt de elektrische auto een comeback, vooral dankzij de hybridetechniek.