Seminar over vraag of God bestaat na gruwelen concentratiekamp
NIJMEGEN – Is het Godsbeeld in het alledaagse geloofsleven na Auschwitz veranderd? Nee, stelt dr. Paul Vermeer vast. „Ondanks Auschwitz richten mensen zich nog steeds tot onze lieve Heer”, zei hij op een seminar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
De Nijmeegse universiteit belegde maandagmiddag een seminar ter gelegenheid van de Holocaust Memorial Day. De jaarlijkse gedenkdag werd in 2005 in het leven geroepen door oud-secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties. Op 27 januari 1945 werd concentratiekamp Auschwitz bevrijd. Drie sprekers hielden voor ongeveer zestig bezoekers een minicollege over de vraag of God bestaat na de gruwelen van Auschwitz. Maandagavond werd een overlevende van het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen, Bertha Aleng-Duque, geïnterviewd.
De naam Auschwitz is voor veel mensen een synoniem voor lijden. Een man uit de zaal vraagt de microfoon en vertelde kort zijn levensverhaal: „Ik ben van Joodse afkomst, geboren in 1946. Mijn moeder was zeer religieus, maar keerde zich na de oorlog daar sterk van af. Mijn vader was voor de oorlog van God los, maar vond na de oorlog steeds meer troost in de Joodse gemeenschap. Mijn broer leeft zonder God. Mijn zus is zwaar orthodox. We hebben de oorlog fysiek overleefd. Maar ik heb nog een paar levens nodig om alles te begrijpen.”
Een van de sprekers, dr. Paul Vermeer, docent empirische religiewetenschap in Nijmegen, concludeert dat er op religieus vlak niets meer wordt gedaan met Auschwitz en het probleem van het lijden. „De oorlog wordt alleen nog herdacht. En Auschwitz is hoogstens een ethisch vraagstuk. Dat vind ik frappant.”
Vermeer vindt dat Auschwitz weinig heeft veranderd aan de alledaagse geloofsbeleving van mensen. Volgens hem is het „oerbeeld van het goddelijke zijn absolute goedheid en almacht.”
Theologen hebben zich wel beziggehouden met het probleem van de theodicee: de rechtvaardiging van God ten aanzien van het kwaad. God en Zijn goedheid en almacht, voor Vermeer een opvatting van het „klassieke theïsme”, werd na Auschwitz verdacht. „God veranderde in een nabije, medelijdende of zelfs weerloze God.”
Kerken hebben volgens hem nieuwe theologische inzichten, zoals de weerloze God, minder verspreid „dan we zouden verwachten of zelfs wensen. Ik betwijfel of Auschwitz heeft geleid tot een cultureel klimaat waarin het klassieke beeld van God problematisch is geworden.”
Prof. dr. Peter Nissen, hoogleraar cultuurgeschiedenis van de religiositeit aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, gaf een historisch overzicht over de „onttroning van God.” God is volgens hem in de zeventiende eeuw verdwenen uit de wetenschappen, in de achttiende eeuw uit de staat en het publieke domein en in de negentiende eeuw uit allerlei denksystemen en interpretaties van de werkelijkheid.
Neerlandica dr. Bettine Siertsema stelt op basis van onderzoek naar privédocumenten van kampbewoners dat het geloof hen weerhield van wanhoop. Geloof relativeerde de macht van de beulen. „Dat wil overigens niets zeggen hoe ze God hebben beleefd ná Auschwitz.”
Ze ontdekte dat veel predikanten en priesters in het concentratiekamp zich vereenzelvigden met hun ambt. „Een predikant schrijft in zijn dagboekaantekeningen over zichzelf vaak in de derde persoon en noemt zich dan dominee. Anderen gebruiken de tale Kanaäns. Ik vond die vereenzelviging en taalstijl in eerste instantie pedanterie. Maar ik las er ook een verwoede poging in om zichzelf, en de persoon die ze voor hun gevangenschap waren, hoog te houden.”