Herman Loonstein: Op het niveau van de profeten

Als expert van de mozaïsche wetgeving en als moheel, iemand die besnijdenissen uitvoert, opereert hij al jaren in het hart van de orthodox-joodse gemeenschap in Nederland. Naast zijn advocatenpraktijk vervult hij tal van nevenfuncties, waaronder het voorzitterschap van de joodse scholengemeenschap Cheider in Amsterdam. Prof. mr. Herman Loonstein (52): „Mijn jongens hoeven van mij niet per se rabbijn te worden.”

Ben Tramper
6 January 2011 13:40Gewijzigd op 14 November 2020 13:10
Prof. mr. Herman Loonstein (52). Foto Paul Dijkstra
Prof. mr. Herman Loonstein (52). Foto Paul Dijkstra

Zijn kantoor in Amsterdam-Zuid is van boven tot beneden gevuld met wetboeken en dossiers. Overal liggen paperassen: op zijn bureau, op de tafel waaraan hij regelmatig overleg voert met bezoekers, op de witgelakte piano.

Speelt u wel eens?

„Ik?” reageert hij grinnikend. „Nee. Soms een cliënt die z’n emoties kwijt wil.”

Gunt u zichzelf er geen tijd voor?

„Het komt er niet van. Ik houd me graag aan het werk. Doe ik het zelf niet, dan zorgen anderen er wel voor.”

Maakt u lange dagen?

„Ik verveel me niet. Elke ochtend sta ik om halfzeven op. De eerste gang is die naar de synagoge, van zeven tot acht. Daarna breng ik m’n jongste zoon naar school. Vervolgens ga ik aan de slag. Meestal ben ik tot ’s avonds laat in de weer.”

Gaat u wel eens een nachtje door?

„Nee, nee. Mis ik m’n nachtrust, dan ben ik, om zo te zeggen, de volgende dag minder goed aanspreekbaar.”

Chagrijnig, bedoelt u?

„Nee, zo erg is het ook weer niet. Maar zonder rust vaart niemand wel, ik evenmin.”

Hoe bent u in de omgang met mensen?

„Ik denk dat mensen mij als nogal zakelijk ervaren. Iets wat ik in twee zinnen kan zeggen, zeg ik in twee zinnen. Houd het zo kort mogelijk – dat is mijn devies.”

Heeft u er moeite mee uw emoties te laten zien?

„Mensen mogen weten hoe ik in het leven sta. Geen enkel probleem. Ik word niet snel emotioneel. Alleen als ik onrecht waarneem. Dan kan ik heel goed laten merken wat dat met mij doet.”

U gaat dagelijks naar de synagoge. Blijft er daarnaast nog tijd over voor persoonlijke Schriftstudie?

„Thuis, in een vrij uurtje, grijp ik graag naar een boek uit m’n joodse bibliotheek. Ik houd ervan actuele vraagstukken tegen het licht van de rabbijnse literatuur te houden. Op de wijsheid die in de Talmoed ligt opgesloten, raak ik niet uitgekeken. Daar kan ik echt van genieten.”

Leidt de studie tot een dieper inzicht in Wie de Eeuwige is?

„Ik onderzoek de joodse bronnen niet om mijn Godsbegrip te vormen. Het gaat er mij om te weten hoe wij ons in het leven hebben te gedragen. Daarvoor ga ik te rade bij de Thora, een goddelijk werk.”

Van Abraham zegt de Allerhoogste dat hij Zijn vriend is. Dat duidt op een persoonlijke, verborgen omgang. Is dat een thema in uw leven?

„Kijk, het bestaan van God en het feit dat Hij Schepper is van de wereld, dat is voor mij een onbetwistbaar uitgangspunt. Dat gelóóf ik. Ik vind het aanmatigend van jezelf te denken een persoonlijke omgang met God te hebben. Je moet je houden aan de voorschriften, zoals de Thora en de traditie die voorschrijven. Dat is wat er van je wordt verlangd. Het is alleen aan de zeer groten onder Israël om vast te stellen of er sprake is van een persoonlijke band. Dan zit je op het niveau van de profeten. En profeten hebben we in deze tijd niet meer.”

Dat klinkt alsof u gelooft in een onpersoonlijke godheid.

„Misschien komt dat zo op u over omdat u redeneert vanuit een eigen, christelijke achtergrond. Het joodse geloof is wellicht niet zo mystiek van aard als het uwe, het heeft vooral een praktisch karakter en manifesteert zich in een groot aantal voorschriften. Niemand kan er in z’n leven aan voldoen.”

Hoe streng bent u voor uzelf?

„Wat is streng? Voor mij is het een enorm voorrecht van joodse afkomst te zijn. Er is geen volk dat zo vele duizenden jaren bestaat. Dat alleen al geeft aan dat het van de Allerhoogste is. Ik ben er trots op jood te zijn. Absoluut. Maar het schept ook verplichtingen. En die probeer ik zo goed mogelijk na te komen.”

U staat te boek als ultraorthodox.

„Ik zou niet weten wat ermee wordt bedoeld. Ik vind dat een heel nare uitdrukking.”

Een scheldwoord?

„Het wordt vaak gebezigd door mensen die liberaal zijn, maar zich toch orthodox willen blijven noemen. Waarschijnlijk omdat niemand ervan wil worden verdacht van de rechte leer af te wijken. Ik beschouw mijzelf als orthodox. Niet meer, niet minder.”

Zijn al die regels en regeltjes waarnaar u uw leven inricht, niet lastig? Klagen uw kinderen er nooit over?

„Net als alle andere ouders stellen m’n vrouw en ik grenzen. Dat is een kwestie van opvoeding. Onze jongens gaan van jongs af mee naar de synagoge. De twee oudsten hebben na de middelbare school een jaar een opleiding aan een Talmoedschool gevolgd. Een van de kinderen woont in Jeruzalem en volgt er voor het derde jaar joods onderwijs.

Natuurlijk hebben onze kinderen hun vragen. Wij proberen er antwoorden op te geven. Er zijn voorschriften waarvan de zin op het eerste gezicht helder is. Er zijn er die uitleg nodig hebben. Er zijn er ook die zo goddelijk zijn dat de ratio ons ontgaat. Die hebben we eenvoudigweg op te volgen.”

Ziet u uw zes zoons het liefste als rabbijn door het leven gaan?

„Nee, dat hoeft van mij echt niet per se. Een combinatie van een baan én betrokken inzet voor de joodse gemeenschap vind ik niet minder mooi of mooier dan een uitsluitend religieuze functie.”

Joodse voorschriften strijden soms met de Nederlandse wetgeving. Hoe gaat u daarmee om?

„Ik ben juist deze week bezig met een zaak in Den Haag: een joodse man kreeg een boete omdat hij op sabbat geen identiteitskaart droeg. U weet: de Nederlandse wet stelt dat verplicht. Maar joden mogen op sabbat geen voorwerpen dragen, dus ook geen identiteitsbewijs. Ik zie het niet als een probleem om het op die dag thuis te laten.”

Dat betekent dat u op sabbat, als u naar de synagoge gaat, de wet overtreedt.

„Klopt.”

En dat staat u zichzelf toe?

Glimlachend: „Kent u het opticiensarrest? Ooit verkocht een opticien na winkelsluitingstijd een bril aan een slechtziende. De man werd veroordeeld, maar kreeg van de Hoge Raad vrijspraak. De overtreding van de Wet op de winkelsluitingstijden woog minder zwaar dan de hulp aan een slechtziende. Zo zie ik het ook met het niet-dragen van een identiteitsbewijs. De Wet op de identificatieplicht is er vooral met het oog op het vangen van boeven.”

Een collega-advocaat betichtte u onlangs van vermenging van religie en staat vanwege het dragen van een baret in de rechtszaal. Geraakt?

„Zeker. Zijn beschuldiging is zeer onterecht. Ik vind een baret, keppel of hoofddoekje in de rechtszaal geen enkel probleem. Dat heeft niets met religieuze propaganda van doen. De man heeft excuses aangeboden. Te laat, vind ik. De kwestie ligt daarom bij de tuchtraad. Ik wil een principiële uitspraak waaruit blijkt dat hij zich zo niet tegenover mij mocht uitlaten.”

Is er onder de seculiere bevolking sprake van religieuze intolerantie?

„Ik ben er niet zo bang voor. Ik heb meer angst voor de intimidatie van een groep islamitische jongeren tegenover de joodse gemeenschap. Frits Bolkestein heeft onlangs gezegd dat er voor de joden in Nederland weinig toekomst is. Dat hij het gelijk aan zijn kant heeft, bewees Job Cohen niet lang daarna toen hij zei dat de Marokkanen in Nederland er net zo slecht aan toe zijn als de joden in de Tweede Wereldoorlog. Een bizarre vergelijking. De joden hebben zich altijd met hart en ziel voor Nederland ingezet. Eeuwenlang. Hoe kun je hen vergelijken met vele moslims die niet integreren en nauwelijks een bijdrage aan de samenleving leveren? Cohen is de weg kwijt. Als hij premier was geworden, hadden wij onze biezen gepakt. Dan zou hij de laatste jood van Nederland zijn geweest.”

Ziet u veel joden naar Israël vertrekken?

„Kijk alleen maar naar de leerlingenaantallen van Cheider: die laten een dalende trend zien. Ik hoor het mensen soms zeggen: Waarom zouden wij, als onze grootouders, blijven wachten tot het echt fout gaat?”

Dat klinkt overtrokken.

„Maar is het niet. Als advocaat sta ik regelmatig Marokkaanse crimineeltjes bij. Hun ouders hebben mij meer dan eens verteld wat er in de hoofden van extreem islamitische imams leeft. Dat is niet best, dat kan ik u verzekeren.”

U bent een man van recht en gerechtigheid. Hoe gaat u om met alle onrecht in de wereld? Stelt u er theologische vragen bij?

„De mens is van nature slecht, dat is de reden waarom er onrecht is. Dat begon al met Kaïn en Abel. De grote uitdaging waarvoor wij staan is om goede mensen te worden. Daartoe zijn we op de wereld gezet. De Allerhoogste heeft ons zo gemaakt dat wij in staat zijn vanuit een laag niveau op te klimmen tot grote hoogte. Ik stel daar verder geen vragen bij, ik geloof dat het zo is. Tegelijk vertrouw ik erop dat de Eeuwige het goede met ons voorheeft.”

Maar lijkt het tegendeel niet waar? Als er één volk is dat veel onrecht heeft ervaren, dan wel het joodse.

„U vraagt in feite naar het waarom van Auschwitz. Daar kan ik u geen antwoord op geven. Die vraag is te moeilijk.”

Wekt hij bij u nooit twijfels op?

„Besef je grote beperkingen! Dan stop je vanzelf met vragen. Kleuters vragen soms in het diepe te mogen zwemmen. Als hun ouders dat verbieden, zit er niets anders op dan te gehoorzamen. Later zullen ze inzien hoe wijs dat verbod van vader en moeder was.”

Wat als zo’n antwoord niet tevreden stelt?

„Mensen in nood moet je natuurlijk nooit tegenspreken. Dat heeft geen zin. Maar bedenk wel: geloven betekent vertrouwen. De Allerhoogste ziet doelen die wij in de verste verte niet kunnen waarnemen.”

Kunt u enige zin aan Auschwitz ontlenen?

„Nee. Ik ben er nooit geweest. Ik zal dat niet snel doen. Mijn grootouders, die er zijn omgekomen, zouden mij daarin hebben gesteund, denk ik. Soms hoor ik mensen beweren dat de Eeuwige Auschwitz heeft gebruikt om tot de vorming van de staat Israël te komen. Ik zeg hen dat niet na. Dat zou betekenen dat wij de Allerhoogste kunnen narekenen. Dat staat Hij ons, nietige mensen, niet toe.”


Levensloop Herman Loonstein

Mr. Herman Loonstein (Amsterdam, 1958) is een spilfiguur in de joodse gemeenschap in Nederland. De advocaat is bestuursvoorzitter van Cheider, de joodse scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs in Amsterdam, voorzitter van het Joods Begrafeniswezen, voorzitter van de Federatie Joods Nederland en bestuurslid van diverse andere organisaties. Loonstein was elf jaar hoogleraar Thora aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is gehuwd en vader van zes zoons. Als advocaat kreeg hij bekendheid toen hij in 2003 met succes een inwoner van Wassenaar bijstond in zijn schadeclaim tegen prinses Máxima na een ongeval.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer