Verbod en gebod verdienen beide een plaats
Het valt mij op dat opvoedkundigen altijd spreken over het benadrukken van het positieve. Opdrachten geef je niet in de negatieve vorm, maar je zegt wat het kind wél moet doen. Dat laatste vind ik zelf niet meer dan terecht en billijk tegenover onze kinderen. Mijn vraag is echter of de Heere dan zo’n slechte Opvoeder was als Hij ons de wet geeft met „Gij zult niet...” Ik loop hier regelmatig tegenaan en voel dan weer de verwarring opkomen. Hoe moet ik dat zien?
De vraag is een reactie op de vorige Wijs, waarin naar voren kwam dat het accent beter op gewenst gedrag kan liggen dan op het verbieden van allerlei ongewenst gedrag. Maar… strookt dat wel met de Bijbel? De Tien Geboden zijn voor het grootste deel negatief verwoord. Het zijn vooral vérboden. Alleen het gebod om de ouders te eren is voluit positief geformuleerd; het gebod rond de sabbatdag is een combinatie van ge- en verbod. Als we dit op ons laten inwerken, kunnen christenen het advies om het positieve te bekrachtigen dan wel overnemen? Hoewel dit geen theologische rubriek is, toch een reactie, omdat we ons als christenopvoeders willen laten leiden door de Bijbel.
Om de vraag te beantwoorden is het goed om breder te kijken dan de Tien Geboden. Per slot van rekening zijn die pas gegeven toen de aarde al eeuwenoud was. En er staan heel wat meer geboden in de Bijbel dan alleen deze tien. Hoe zijn die andere getoonzet?
Het eerste gebod dat God gaf, is positief geformuleerd: Van alle bomen in deze hof zult gij vrijelijk eten. Alles mag, behalve… en dan komt het verbod: van die ene boom niet. Direct wordt ook de consequentie aangekondigd. Hier zien we de volgorde: eerst zeggen wat je wel wilt, dan wat je niet wilt, daarna een strafaankondiging.
De tweede keer dat er een gebod klinkt, gebeurt dat ook in het paradijs. „Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot één vlees zijn.” God zegt niet wat niet mag –overspel of losse seksuele relaties–, maar wat wél de bedoeling is.
Verder bladerend in de Bijbel valt op dat er in de tijd tussen de zondeval en de wetgeving op de Sinaï geen gedetailleerde ge- en verboden worden gegeven. Pas ten tijde van Mozes gaf God de wet als uitwerking van Zijn verbond. De wet begint met: „Ik ben de Heere, uw God.” Hij verbindt Zich persoonlijk aan het volk en maakt concreet wat wel en wat niet de bedoeling is. De wetgeving start met de Tien Geboden, waarna een uitwerking volgt waarin naast vérboden minstens zo vaak géboden staan. Ook in het Nieuwe Testament zien we veel geboden. Jezus formuleert Zelf de samenvatting van de wet positief: gij zult liefhebben de Heere uw God boven alles en uw naaste als uzelf.
De decaloog geeft in een notendop een reeks regels. God gaf het volk duidelijkheid door te zeggen wat Hij niet wilde. Een verbod is meestal korter dan opsommen wat allemaal wél mag. Zo is het in het dagelijkse leven ook. Om iets te omschrijven gebruiken we vaak allerlei ontkenningen. „Niet op straat fietsen.” „Niet met vuur spelen.” De verboden van God zijn ijkpunten of grenzen. Als je liegt, zit je fout. Als je steelt ook. Als je de overheid niet gehoorzaamt ook. Het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse samenleving bestaat uit verboden, niet uit geboden. Als je alles wilt opschrijven wat wel is toegestaan, ben je voorlopig niet klaar. Het is gemakkelijker om te beschrijven wat je niet wilt en dat strafbaar te stellen.
Terug naar de vraag of de wet een blauwdruk van een opvoedkundige methode is. Laten we voor een antwoord eerst kijken naar het doel van de wet en daarna naar de doelgroep. Paulus schrijft in de brief aan de Galaten dat de wet bedoeld is om de zonde aan de kaak te stellen. Niet als doel op zichzelf, maar om zondaren tot Christus te brengen. Wij kunnen de wet niet volmaakt houden en dus nooit door die wet gerechtvaardigd worden. Maar het moet ons brengen naar Jezus, Die de wet vervuld heeft. Kortom: de wet is niet in de eerste plaats opvoedkundig, maar geestelijk.
En hoe zit het met de doelgroep? De wet is niet speciaal aan kinderen, maar aan het gehele volk gegeven. Ouders krijgen de opdracht hun kinderen uit dat wetboek leren. Ouders zijn vertolkers. Zeker kleine kinderen weten een heleboel nog niet. Ze zijn in ontwikkeling. Hun denken is nog egocentrisch en ze kunnen zich nog niet in een ander verplaatsen. Daarnaast zijn ze nog erg beperkt in het bedenken van alternatieven als iets niet mag. Ook overzien ze situaties niet. Vandaar dat het bij kinderen beter werkt om naast een verbod een positieve opdracht te geven. Met daarbij ook uitleg over de waarde(n) achter het verbod. Hiervoor heb je heel wat meer woorden nodig dan voor het ene verbod. Zie bijvoorbeeld hoe de catechismus uitlegt wat ”niet stelen” inhoudt.
Tot slot nog de vraag naar het benadrukken van het positieve in plaats van aandacht te schenken aan verboden. Is dat wel Bijbels? Je moet toch gewoon doen wat er van je gevraagd wordt, punt uit. Inderdaad lezen we veel over de opdracht te gehoorzamen en over aankondiging van straf bij overtredingen. Toch is er in de Bijbel ook de andere kant. De Heere belooft Zijn zegen als mensen gehoorzamen. Hij wil bij hen zijn en hun werk voorspoedig maken als ze Hem eren en liefhebben. In het houden van Gods geboden is grote loon. En Gode zij dank is er genade mogelijk voor wetsovertreders. Steeds opnieuw de mogelijkheid tot vergeving. Waarbij ieder die tot God komt, moet geloven dat Hij een Beloner is van degenen die Hem zoeken (Hebr. 11:6). Beloning spoort aan en maakt niet moedeloos.
De wetgeving is breder dan de Tien Geboden.
In de Bijbel zijn minstens zo vaak geboden als verboden te lezen.
De wet is voor het hele volk bedoeld, waarbij volwassenen deze hun kinderen moeten inscherpen en uitleggen.
Het doel van de wet is te brengen tot Christus.
Kinderen zijn beperkt in hun denken. Zij hebben ouders nodig om de positieve kant te zien.
Er is straf op overtreding, maar ook beloning bij gehoorzaamheid.
Wilt u reageren of hebt u vragen over opvoeding? Leg ze (anoniem) voor aan psychologe drs. Sarina Brons. Dat kan door de situatie en de (gezins)omstandigheden, liefst uitvoerig, te mailen naar wijs@refdag.nl of te sturen naar RD, t.a.v. redactie Wijs, Postbus 670, 7300 AR Apeldoorn.