Kerk & religie

„Morgen kan de laatste dag zijn”

Christus komt terug als aan alle volken het Evangelie is verkondigd, aldus Mattheüs 24:14. Wanneer zal dat zijn? Drs. J. H. van Doleweerd: „Als Gods Geest in deze wereld blaast kan morgen de laatste zondaar zijn toegebracht.”

31 December 2010 09:15Gewijzigd op 14 November 2020 13:06
Foto RD, Henk Visscher
Foto RD, Henk Visscher

Zijn alle volken op aarde bereikt met het Evangelie? Dat is een belangrijke vraag, zeker bij het lezen van Mattheüs 24:14. Het Evangelie zal in de gehele wereld moeten worden gepreekt voordat Christus zal terugkomen.

Het is ook een uitermate lastige vraag, stelt Van Doleweerd, missioloog en toeruster bij de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG). In Chili zat hij eens met een Amerikaanse zendeling aan een tafeltje in een restaurant. De gesprekken gingen over het bereiken van volken in Latijns-Amerika. De Amerikaan pakte een servet en tekende in sneltreinvaart een wereldkaart. Eén voor één wees hij de volken aan die nog voor Christus moeten worden gewonnen

Volgens Van Doleweerd liggen de zaken echter complexer. „Want wat is bereikt? Zijn dat mensen die het Evangelie hebben gehoord? Of waar een kerk is geplant? Hoe zit het dan met Nederland, met Europa? Het was christelijk en in die zin bereikt met het Evangelie, maar de postmoderne mens kent de Bijbel niet meer en weet niets van het Evangelie.”

Hij denkt dat we de grote zendingsopdracht van de Heere Jezus niet geografisch moeten opvatten, alsof we delen van de aarde waar voorheen de christelijke kerk een bloeitijd heeft gehad nu af kunnen strepen. „De opdracht tot Evangelieverkondiging geldt blijvend voor ”alle volken”. Dat zijn kleinere eenheden dan wij denken. Het gaat om bevolkings- en taalgroepen, generaties. Deze taak zal tot de wederkomst niet voltooid raken.”

Dat neemt niet weg dat er gebieden in de wereld zijn waar het Evangelie nog bijna niet is doorgedrongen, erkent de missioloog. Hij denkt daarbij aan het zogeheten 10/40-raam, een bekend begrip in de zendingswereld. Dit gebied ligt tussen de 10 en de 40 graden noorderbreedte en omvat de streek die vanaf de Middellandse Zee via het Midden-Oosten tot in Azië loopt.

Foldertje

Als voorbeeld van zo’n gesloten gebied noemt Van Doleweerd de regio rondom het Aziatische Tibet die nog vrijwel onbereikt is. „Het is er bergachtig, dus het is fysiek moeilijk er te komen. Het boeddhisme is er de heersende godsdienst, een religie die zich zeer vijandig tegenover het christendom opstelt. Ook de politiek onrustige situatie verhindert de Evangelieverkondiging.”

Belangrijk bij het benaderen van onbereikten is de houding van de zendingswerker, benadrukt Van Doleweerd. „De Heere Jezus daalde neer en woonde onder ons. Hij zocht mensen op en sprak hun taal. Als zendingswerkers hebben wij de opdracht om mensen op te zoeken waar ze zijn, zodat we in hún taal en omgeving hen bekend kunnen maken met het Evangelie. Ik kom bij mijn buurman ook niet alleen met een foldertje.”

Hij denkt daarbij aan een inheemse evangelist uit Papoea die hij recent sprak. „Eerst ging hij met de mensen vissen, daarna bij hen wonen en leven, hij leerde hun taal en las hun voor uit Genesis. Toen ze dat mooi vonden, ging hij verder met het Nieuwe Testament. Zo’n instelling vraagt om een roeping, om offers, om volharding.”

De laatste jaren zijn veel zendingswerkers via de zogeheten tentenmakersbediening actief in gesloten gebieden. Tentenmakers zijn zendingswerkers die een seculier beroep hebben. Ze geven op die manier in het dagelijks leven iets door van het Evangelie.

Is dat een goede benadering? Van Doleweerd spreekt liever niet van tentenmakers, maar van pionierszendingswerkers. „Dat roept minder verwarring op. Het is soms de enige mogelijkheid om in dergelijke landen binnen te komen. Het is niet altijd de gemakkelijkste, omdat deze zendingswerkers een groot deel van hun tijd bezig zijn met het uitoefenen van hun beroep en zich niet voltijds kunnen bezighouden met de verkondiging van het Evangelie. Het is vaak een opruimen van de eerste stenen op de weg.”

Het aantal zendingswerkers dat zich wereldwijd bezighoudt met pionierszending is laag, stelt de missioloog. „Veel werk wordt verricht tegen de schil van de kerk aan.”

De oorzaak? „Pionierszending is vaak niet zo aantrekkelijk. In Ecuador, waar ik voor de ZGG als evangelist heb gewerkt, waren er in Quito, een stad in de bergen met een aangenaam klimaat, enkele duizenden zendingswerkers actief. In Guayaquil, een wat minder prettige stad, werkten er slechts een handvol. Pionierszending is bovendien een zaak van lange adem. Het stelt hogere eisen aan de werker. Als organisatie moet je in staat zijn om iemand voor langere tijd uit te zenden.”

Tegenkrachten

Ondanks het geringe aantal pionierszendelingen begrijpt Van Doleweerd dat de aandacht van zendingsorganisaties voor onbereikten afneemt. „Er zijn niet zo veel witte vlekken meer op de kaart, dus het is logisch dat kerken meer inzetten op toerusting. Calvijn noemde het werk op theologische scholen het maken van pijlen om af te schieten ten bate van het Evangelie. Ook dit werk is een belangrijke bijdrage aan zending.”

Op de plannen van wereldwijde zendingsorganisaties voor 2011 heeft hij geen zicht. „Er zijn 40.000 denominaties ter wereld, waarvan de gereformeerde kerken maar een klein deel uitmaken. In al die plannen is het lastig een lijn te ontdekken.”

Grofweg kun je zeggen dat zendingsorganisaties zich de laatste tien jaar meer zijn gaan richten op het Midden-Oosten, stelt Van Doleweerd. „In bereikbare gebieden zoals Europa, Afrika, Latijns-Amerika zijn er de laatste decennia veel kerken bij gekomen. Nu focussen organisaties zich meer op gesloten gebieden.”

De grootste uitdaging voor zendingsorganisaties in deze tijd is het volharden waarover Mattheüs 24:13 spreekt, meent de voormalige evangelist. „Mattheüs 24 geeft aan dat zending in de laatste dagen steeds complexer zal worden. Het uitgaan tot aan de einden van de aarde wordt beproefd. Alle tegenkrachten richten zich daarop. Dat ervaren zendingsorganisaties.”

Ook de gerichtheid van de kerken in Nederland op zending is tanende, bemerkt Van Doleweerd. „De noodzaak van het uitgaan wordt meer en meer betwijfeld. Er is toch overal een kerk? Is zending nog wel nodig? zegt men dan. Anderen laten zending over aan het persoonlijk initiatief van mensen. Toch blijft het uitgaan tot hen die verstoken zijn van het Evangelie een hoofdtaak van de kerk, al zal Christus Zelf voor de vervulling instaan.”

Hoe lang het nog zal duren voordat alle volken bereikt zijn, durft Van Doleweerd niet te zeggen. „Als Gods Geest in deze wereld blaast, kan morgen de laatste zondaar zijn toegebracht. Voor God is duizend jaar als één dag en één dag als duizend jaar. Als je Mattheüs 24 leest, had Christus in de tijd van het Romeinse Rijk ook al kunnen terugkomen. Laten we echter niet achter de rekentafel gaan zitten, maar bereid zijn op Zijn komst.”


2011: de Bijbel in het Cache

Zullen alle mensen Gods Woord in hun moedertaal kunnen lezen voordat Christus terugkomt? Bram van Grootheest, directeur van Wycliffe Bijbelvertalers Nederland, weet niet of Christus daarop wacht. „Het gaat erom dat iedereen het goede nieuws heeft gehoord. Dat kan schriftelijk, maar ook mondeling.”

Hoe staat het met het internationale Bijbelvertaalwerk? Wie deze vraag beantwoordt, ontkomt er niet aan wat cijfers op een rij te zetten. In 457 talen is een complete Bijbel beschikbaar, in 1211 talen een Nieuwe Testament en in 897 talen een gedeelte van de Bijbel. Ruim 4000 talen wachten nog op een Bijbel of een gedeelte daarvan. In de helft daarvan is inmiddels een vertaalproject gestart.

Veel volken die nog niet bereikt zijn, bevinden zich in Franstalig West-Afrika, stelt Van Grootheest. „Een overwegend islamitisch gebied met een groot aantal stammen.” Ook Azië telt veel bevolkingsgroepen die nog geen Bijbel(gedeelte) in hun eigen taal hebben. „Gebieden zijn fysiek lastig te bereiken of waren in het verleden door dictatuur of het communisme jarenlang gesloten.”

Als voorbeeld van zo’n gesloten gebied noemt Van Grootheest een land in het noorden van Azië. Uit veiligheidsoverwegingen noemt hij liever de naam van het land niet. „Medewerkers aan een vertaalproject moeten vanaf het vliegveld elf dagen lopen om het gebied te bereiken. Dan krijg je echt een beeld van wat er wordt bedoeld met de einden der aarde.”

In 2011 hoopt de internationale Wycliffeorganisatie –zoals elk jaar– in 75 nieuwe talen een project te starten. Een daarvan is een onderzoek onder de Lange Pijlindianen die diep in het Braziliaanse Amazonegebied wonen. Het Amerikaanse zendingsechtpaar Joe en Tamara Hill werkte jarenlang onder deze stam. Van Grootheest: „We hoorden van dit echtpaar dat er openingen zijn voor het Woord van God, daarom willen we onderzoeken welke bijdrage wij kunnen leveren.”

Wycliffe Nederland verwacht volgend jaar in twee talen een project af te ronden. In het Cache, een gefingeerde naam voor een taal die wordt gesproken in de Kaukasus, een gebied op de grens van het uiterste zuidoosten van Europa en het westen van Azië, verschijnt de complete Bijbel. In het Naro, een stamtaal in het Afrikaanse Botswana, komt het Nieuwe Testament uit.

Als Wycliffe in het huidige tempo doorgaat, begint de organisatie in 2037 met de laatste taal. Gemiddeld werkt ze zo’n vijftien jaar aan het vertalen van een Nieuwe Testamant. Betekent dit dat in 2052 er in alle talen een Bijbel(gedeelte) is? Van Grootheest: „De praktijk is grilliger. We kunnen uit een gebied worden gestuurd. De laatste talen zijn de moeilijkste en vragen geduld en creativiteit.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer