Onderzoeker zet Bijbelcartografie tot 1800 op een rij
DE MEERN – Jeruzalem in de vorm van een middeleeuwse Europese stad, en het paradijs in Armenië. Onderzoeker C. Jansen deed op zijn zoektocht naar historische landkaarten bij de Bijbel bijzondere ontdekkingen. Hij bundelde zijn kennis in het boek ”De Bijbelcartografie”.
In de studeerkamer van de inwoner van het Utrechtse De Meern liggen en staan tientallen atlassen en boeken over Bijbelkunde. Belangrijk thema is de Bijbelcartografie. „Ik maak onderscheid tussen landkaarten van het Heilige Land speciaal voor Bijbels gemaakt, en kaarten te vinden in boeken óver de Bijbel: commentaren, reisverslagen, prent-Bijbels en atlassen.”
Jansens interesse voor het onderwerp ontstond in 1974. Na zijn pensionering verdiepte hij zich bij de Utrechtse historisch cartograaf prof. dr. G. G. Schilder in het onderwerp en nam hij deel aan een kaartonderzoeksproject. „Dat onderzoek ging over kaarten in de Bijbel.” Toen een andere onderzoeker dat onderwerp uitwerkte in een boek, koos Jansen voor het thema kaarten over de Bijbel in andere boeken. „Ik zou die kennis graag nog eens bundelen.”
Jansen ontdekte dat de variatie in kaarten veel groter is in de boeken rond de Bijbel. „De landkaarten in Bijbels zijn vaak gepikt. Ze lijken veel op elkaar. Een kaart van de zestiende eeuwse geograaf-predikant Plancius is door een ander gekopieerd, alleen heeft hij zijn eigen naam erop gezet. Zo ging dat.”
De variatie van kaarten in Bijbels is ook kleiner, omdat de „Bijbeldrukkers geen wetenschappers en onderzoekers waren. Zij wilden vooral geld verdienen. De echte onderzoekers wilden nieuwe kaarten presenteren.”
De zoektocht van Jansen ging langs de universiteitsbibliotheken in Utrecht, Leiden en het Belgische Leuven. „Ik heb daar 150 tot 160 kaarten uit geselecteerd voor dit boek. Er is echter nog veel meer. Wie in de bibliotheken in Den Haag, Brussel, Parijs en Londen gaat zoeken, vindt vast nog meer mooie dingen. Ik zie mijn boek als een aanzet voor verdere studie. Ik heb ook niet de gelegenheid gehad elke kaart in detail te beschrijven.”
Het boek (uitg. Calbona, Rotterdam; ISBN 978 94 90075 68 2) beperkt zich tot de periode 1500-1800. „Dat tijdperk is het belangrijkste uit de geschiedenis van de gedrukte Bijbel. In die eeuwen zijn de meeste Bijbels verschenen. Daarna is niet veel nieuw materiaal gepubliceerd.”
Door de jaren heen werden de kaarten steeds nauwkeuriger en van hogere kwaliteit, concludeert Jansen. „Steeds betrouwbaarder. Het begon met eenvoudige, elementaire kaarten. Daarna volgden de illustratieve kaarten, met veel plaatjes. Die kwamen erbij, omdat de mensen vaak nog niet goed konden lezen. Zo konden ze toch iets van de boodschap begrijpen. De laatste periode, vanaf 1719, kenmerkt zich door nauwkeurige en elegante kaarten.”
De cartografen kwamen volgens Jansen aan informatie dankzij „bedevaartgangers en eigen reizen naar het Heilige Land.”
Jansen heeft in zijn boek –bijna 200 illustraties op ruim 300 pagina’s– de kaarten gegroepeerd rond een aantal thema’s: het Heilige Land, Jeruzalem, de reizen van Paulus, de woestijnreis vanuit Egypte en het paradijs. „Over de plaats van het paradijs is veel gespeculeerd. De een denkt dat het in het huidige Irak heeft gelegen, anderen in Israël of Armenië. Overigens zijn er ook theorieën die het op de Noordpool plaatsen en een nazi stelde dat het in Duitsland lag.”
Jansen trekt geen conclusies in het boek. Hij citeert wel instemmend J. J. Scheutzers: „Ik gun een ieder de eer, van het Paradijs ontdekt te hebben, maar wensch, dat ze ook het hemelsche Paradijs tot hunnen eeuwige bezitting verkregen hebben.”