Rabbijn Evers: Vergelijking Cohen tussen moslims en joden onterecht
AMSTERDAM – De vergelijking die PvdA-leider Cohen recent trok tussen de –vermeende– buitensluiting van moslims nu en Joden in de jaren dertig van de vorige eeuw is volstrekt onjuist, aldus rabbijn R. Evers. „Job, je Joodse moeder zou zich ernstig generen voor je uitlatingen.”
In een interview met Vrij Nederland vertelde Cohen vorige week hoe zijn moeder rond het uitbreken van de oorlog ervoer dat Joden langzamerhand werden buitengesloten. De PvdA-leider ziet in de huidige samenleving iets vergelijkbaars gebeuren. „De PVV zegt gewoon tegen de moslims: We willen liever dat jullie weggaan.”
Met deze vergelijking bewijst Cohen de moslims „absoluut geen dienst en doet hij onrecht aan de geschiedenis van de Joden in Nederland”, zo stelt rabbijn Evers in het Nieuw Israelietisch Weekblad (NIW) van deze week. „Hij heeft dringend bijles in geschiedenis nodig.”
Evers: „Laten we de feiten op een rijtje zetten en de volstrekt asymmetrische situatie is duidelijk. Er waren in de wereld geen tientallen brandhaarden en conflicten waarbij Joden betrokken waren of het jodendom een factor was. Joden zijn in de loop der eeuwen naar Nederland gekomen omdat zij in andere landen vervolgd of uitgezet werden of dreigden vervolgd te gaan worden. Het overgrote deel van onze moslimgemeenschap is uit vrije wil naar Nederland gekomen.
In 1938 lag het plan voor uitroeiing van de Joden al klaar, met blauwdrukken voor concentratiekampen en gaskamers. Er werd opgeroepen tot boycot van Joodse winkels: ”Koop niet bij Joden”. Ik heb kreten als ”Koop niet bij moslims” daarentegen niet gehoord in onze samenleving. Ik moet u zeggen dat ik in het geval dat er tot een moslimboycot zou worden opgeroepen, ik voor hen onmiddellijk in de bres zou springen. Maar de afgelopen jaren is er wel diverse malen opgeroepen tot een boycot van producten uit Israël. Job, je Joodse moeder zou zich ernstig generen voor je uitlatingen.”
De rabbijn vervolgt: „In de Tweede Wereldoorlog mochten Joden geen overheids- en openbare functies meer bekleden, niet meer in theater- en muziekgezelschappen zitting hebben, zij moesten een Jodenster dragen, zich melden voor tewerkstelling, ze mochten zich niet meer in bepaalde delen van de stad vertonen. Niets van dergelijke uitsluitingsmaatregelen heeft de overheid anno 2010 jegens moslims genomen. Dit kan ook niet, en het zou niet mogen worden getolereerd.
Anno 2010 worden moslims niet naar een schouwburg gedreven om op transport te gaan. Moslims zijn anno 2010 veel en veel meer weerbaar dan Joden in 1940 en groter in getal, bijna een miljoen tegen honderdduizend. Elke gedachte aan uitroeiing van de Nederlandse moslimbevolking is totaal onrealistisch.
De term holocaust, de woorden nazi, fascist en concentratiekamp zijn in het Nederlands taalgebruik langzamerhand ingeburgerd om personen en situaties aan te duiden die in onze ogen verwerpelijk zijn en indruisen tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. De Nederlander die de nazivervolgingen aan den lijve heeft ondervonden ervaart deze benoeming van relatief milde vormen van onrecht en verdrukking als schaamteloos en een ‘ontheiliging’ van de extreme bedreiging en massale vernietiging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het grenst aan een verbaal misdrijf omdat het onrecht doet aan de extreme ervaringen uit een van de duisterste perioden van de menselijke geschiedenis en vaak slechts gebruikt wordt om het eigen morele gelijk veilig te stellen.”
Rabbijn Evers: „Job Cohen had beter moeten weten.”