Onverantwoord
Matthéüs 20:1.
„Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer … om arbeiders te huren in zijn wijngaard.” Wat is het dan schandelijk dat zo velen onzer, die zich uiterlijk aan God verhuurd hebben, leeg blijven staan op de markt. Zij willen niet ingaan door waarachtige bekering en inwendige roeping in des Heeren wijngaard om te arbeiden. Denk eens geliefden, wanneer u werklieden in uw werkplaats hebt, hoe kwalijk zou u het hen nemen als zij leeg stonden en niet werkten.
Zou dan een heilig God zonder ongenoegen aanschouwen, dat u van uw jeugd af al de dagen van uw leven tot op dit uur en ogenblik zo lui en ledig bent gebleven en niets hebt willen doen? Ja, dat u niets doen, of arbeiden wilt tot Gods eer en verheerlijking? Dat is nog onverantwoordelijker onder zo vele dierbare roepingen, onder zo vele onverdiende aanbiedingen van genade. U bent alsnog zorgeloos omtrent het behoud van uw eeuwige en onsterfelijke ziel. Dat terwijl Jezus u dagelijks zo vriendelijk toeroept: Behoud u toch om uw levens wil, bekeer u toch en leef. Dat we dan van velen niet hoefden te zeggen dat ze zich wel verhuurd hebben, maar om kwaad te doen en dat ze niet leeg op de markt staan, maar zeer arbeidzaam zijn in het doen van allerlei kwade dingen. Daardoor wordt God onteerd, en hun naasten worden geërgerd.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”Arbeiders in de wijngaard,” 1754)