Commentaar: SV en HSV
Met de presentatie, vandaag, van de Herziene Statenvertaling (HSV) is een project van tien jaar afgerond. Voorstanders van deze aanpassing van de Statenvertaling (SV) zijn blij met het resultaat. Anderen pleiten ernstig voor het behoud van de oorspronkelijke SV.
Het plan om de vertrouwde SV te herzien is tien jaar geleden genomen binnen de kring van de Gereformeerde Bond. Bij de uitvoering zijn later predikanten en neerlandici uit andere kerken aangehaakt. Het initiatief voor de HSV kwam voort uit de zorg dat met name jongeren de taal van de SV niet meer begrijpen, waardoor ze deze betrouwbare Bijbelvertaling zouden inwisselen voor meer moderne.
Het ging de mensen achter de HSV dus om een betrouwbare en vooral verstaanbare Bijbeluitgave. Vanuit de overtuiging dat de SV de betrouwbaarste vertaling is, kozen ze voor aanpassing. Wie zich deze intenties realiseert, zal zich hoeden voor scherpe woorden van afkeuring alsof de makers van de HSV doelbewust bezig zijn met het uitvoeren van een duivels plan. Dat verscherpt de tegenstellingen binnen de gereformeerde gezindte die het juist nodig heeft om elkaar vast te houden.
Van meet af aan was duidelijk dat aanpassing van de SV bij een deel van de reformatorische kring met grote reserve bekeken zou worden. Er werden zowel formele als inhoudelijke bezwaren ingebracht.
In de eerste categorie valt de vraag of de opdracht voor herziening wel gegeven moest worden door een organisatie zoals de Gereformeerde Bond. Terecht wordt erop gewezen dat de opdracht voor de SV gegeven werd door de Synode van Dordrecht, de breedste kerkelijke vergadering. Dat is ook het aangewezen orgaan. Maar daarmee is ook het dilemma van onze tijd aangegeven. Welke synode zou dat nu in Nederland moeten doen? De kerkelijke verdeeldheid verlamt dus ook op dit punt.
Meer inhoudelijk is de vraag of de herziening niet te ver gaat. Pleiters voor handhaving van de SV constateren dat de HSV op een aantal plaatsen het karakter heeft van een nieuwe vertaling. Sommige vertaalkeuzes in de HSV roepen inderdaad vragen op. Zonder nu op alle discussiepunten in te gaan, zou door beide groepen echter de realiteit erkend moeten worden dat aanpassing van de SV aan de taal van nu soms automatisch ervaren zal worden als een nieuwe vertaling.
Dat vertalen altijd subjectief is, weet iedereen. Als men besluit een eigentijdser vertaalvariant te kiezen, moet men zich realiseren dat dit ook kan leiden tot vervreemding van lectuur die uit de oude SV citeert. Onmiskenbaar gebeurt dat ook door de invoering van de HSV. Onze belijdenisgeschriften, liturgische formulieren en belangwekkende theologische boeken staan vol aan de SV ontleende uitdrukkingen. Zullen gebruikers van de HSV die op termijn nog herkennen?
De discussie over het gebruik van de SV of de HSV legt overigens wel de vinger bij een probleem waar niemand omheen kan. Jongeren, maar vaak ook hun ouders, hanteren een taal die wel ver afstaat van de Bijbeltaal. Die draagt naar zijn aard een verheven karakter. Dat neemt niet weg dat de Bijbeltaal verstaanbaar moet zijn.
Dat was ook een van de bedoelingen van de Synode van Dordrecht toen ze opdracht gaf voor de SV. In de achtste zitting bepaalde ze dat de Bijbelvertalers „altijd bij de oorspronkelijke tekst zorgvuldig blijven, en de manier van spreken van de oorspronkelijke talen zo veel de duidelijkheid en eigenschap der Nederlandse spraak kan toelaten, behouden.” De SV moest dus verstaanbaar Nederlands bieden. Met alle goede argumenten die er inderdaad zijn voor het behoud van de SV zou toch op z’n minst overwogen moeten worden echt oude, niet meer begrepen woorden uit die vertaling te vervangen.