„Algemene ambtseed nodig”
HOUTEN – De waarde van de belofte is voor het Houtense D66-raadslid Ine Noteborn-Hendriks dat ze zich houdt aan het gelijkheidsbeginsel van de Grondwet en dat ze zich keert tegen een overheid die een religie zou bevoordelen.
„Bevoordeling van welke religie dan ook doet geen recht aan de pluriformiteit van onze samenleving”, aldus Noteborn, die in een rooms-katholieke traditie opgroeide maar zichzelf niet meer gelovig noemt.
De essentie van de belofte is voor het D66-raadslid, werkzaam als logopediste, dat ze haar integriteit en trouw aan de Grondwet bekrachtigt, „waarbij ik uitga van de scheiding tussen kerk en staat. Het is niet een bepaalde religie die we delen, maar onze grondwettelijke vrijheden. Het sublieme aan de vrijheid van meningsuiting, de gelijkheid van man en vrouw en de vrijheid van godsdienst is dat ze voor iedereen gelden. De Grondwet sluit niemand uit. Hij zorgt ervoor dat mensen met verschillende achtergronden zich vrij kunnen ontplooien in Nederland, ongeacht hun religie, sekse, seksuele voorkeur of godsdienst.”
Dat andere raadsleden desondanks liever toch voor de eed kiezen, vindt de Houtense geen probleem. „Ik heb daar respect voor vanuit de liberale, vrijzinnige traditie waar we als D66 trots op zijn. Iedereen is vrij om te kiezen. Onze fractie laat iedereen in zijn waarde en ik hoop dat het andersom ook gebeurt. Hoewel ik niet religieus ben, heb ik er geen probleem mee als fractiegenoten en collega-raadsleden tijdens het politieke debat in de gemeenteraad vanuit hun religieuze ideologie hun politieke overtuigingen motiveren. Dat is democratie.”
Haar houding heeft te maken met haar humanistische levensbeschouwing en deels met haar rooms-katholieke opvoeding, zegt de D66-politica. „Die kan en wil ik niet verloochenen. De joods-christelijke waarden ”heb je naasten lief” en ”wat je zelf wenst, behoor je ook anderen niet te weigeren”, zijn algemene richtsnoeren in mijn dagelijks en politiek handelen.”
Het D66-raadslid hekelt om die reden de ongelijkheid die er in haar ogen is tussen christenen en aanhangers van andere religies. „Ik begrijp niet dat christenen wel het recht hebben om de eed af te leggen op de god in wie zij geloven en volgelingen van andere godsdiensten niet. Die bevoorrechte positie voor christenen is in strijd met het gelijkheidsbeginsel uit de Grondwet. Om problemen in de toekomst te voorkomen, voel ik sterk voor een algemene ambtseed voor alle overheidsdienaren zonder allerlei religieuze verwijzingen. Al was het alleen maar om de reden dat er een strikte scheiding tussen kerk en staat zou moeten zijn.”